999
alleen gewichtig genoeg is om op grond hiervan tot die bewa
pening (ten minste in landen zonder zware batterijen hij het
veldleger) over te gaan.
Ad 2. Beschouwen we het Nederlandsche Voorschrift voor
den batterijdienst, dan blijkt hieruit, dat men daar per batterij
zoo mogelijk aan personeel uittrekt een volle batterijbediening
met eenige reserve en daarenboven een aflossing van gelijke
sterkte. (Andere landen gaan nog verder en rekenen op een
drievoudige sterkte). Bij een bestorming van het bezette werk
krijgt men dus den toestand, dat er zich, behalve de verdedigende
infanterie en de met de bediening der stukken belaste vesting
artillerie, nog een aantal artilleristen in het werk bevinden die
in geen enkel opzicht tot het afslaan van den stormaanval zou
den kunnen medewerken, waren zij niet van eenig wapen voor
zien. Dat in deze periode van het gevecht alles wat tot de
verdediging kan medewerken daaraan ook moet deel nemen,
behoeft niet nader te worden betoogd.
De vestingartillerist met zijn karabijn geeft in dit geval, door
in de vuurlinie plaats te nemen, een welkomen steun aan de
infanterie.
Deze en de onder 1 genoemde overweging hebben er toe geleid
den vestingartillerist ook in Nederland een vuurwapen in handen
te geven.
Toch is ook daar de hierbedoelde bewapening niet zonder tegen
kanting ook van zeer bevoegde zijde (o.a. van den toenmaligen
inspecteur der artillerie, van den commandant der vestingartil
lerie en van verschillende regimentscommandanten) tot stand ge
komen. Als een der voornaamste gronden voor die tegenkanting,
gold het gebrek aan tijd om de miliciens behoorlijk te oefenen
in de behandeling van het geweer, zoodat dan ook van verschil
lende zijden er op werd aangedrongen niet de vestingartillerie
en bloc een geweer te geven, doch in oorlogstijd per werk of
batterij een zeker aantal geweren beschikbaar te stellen, terwijl
de vredesoefeningen zich uitsluitend tot eenige schietoefeningen
zouden kunnen beperken, waartoe een 10 tal geweren per com
pagnie voldoende werd geacht.
Een dergelijke regeling bestond toen ter tijd ook in België.