1001 Om aan een 10 tot 25 tal artilleristen op te dragen in enkele dagen een batterij op te werpen, gaat natuurlijk niet. Men dient hiervoor zijn toevlucht te nemen öf tot de bevolking of tot de infanterie; maar wie daarbij ook haar steun verleent, in ieder geval zal voor de artilleristen de taak zijn weggelegd de beddin gen te leggen, nissen, bekleedingen, munitiemagazijntjel, schuil plaatsen enz. te stellen, welke werkzaamheden meer in het bij zonder tot haar werkkring behooren. Dat er onder dergelijke omstandigheden geen sprake van kan zijn, de vestingartillerie ook nog met de beveiliging te belasten, behoeft geen betoog. De door haar te verrichten werkzaamhe den zijn van dien aard, dat er geen enkel man bij gemist kan worden. Bovenstaande beschouwingen mogen voldoende zijn, om hier uit het besluit te trekken, dat een bewapening met de karabijn om de onder 1 genoemde reden volstrekt doelloos zou zijn. Nu de onder 2 genoemde overweging. Blijkens ons „Voorschrift op den batterijdienst" wordt per batterij uitgetrokken een batterij bezetting met eenige reserve, doch geen aflossing, bij gebrek aan personeel. De batterij bezetting wordt verdeeld in een wacht en reserve, welke om beurten de helft der vuurmonden bedienen. De helft der batterij bezetting geniet dus in normale omstan digheden steeds rust (zij het dan ook gekleed blijvende) en wordt slechts tot de bediening van hare stukken opgeroepen, wanneer de omstandigheden dit noodzakelijk maken. Dit zal o. a. het geval zijn, wanneer de aanvaller tot een bestorming op het werk over gaat, waarbij het er voor den verdediger op aankomt zijn maxi mum vuurkracht in werking te brengen. Van een aflossing, die het infanterievuur zou kunnen verster ken, is hier dus geen sprake. Alles wat aan vestingartillerie na een uren-, misschien dagenlange beschieting is overgebleven, zal hoog noodig zijn om het geschut, dat tot het afslaan van den stormaanval kan medewerken, te bedienen en behoort dit ook te blijven doen, zoolang de bediening hiertoe in staat is en haar vuur nog eenige uitwerking belooft. Het wapen van den artillerist blijft in de eerste plaats het kanon. Hieruit moet hij trachten te halen, wat er uit te halen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 397