1005 de militaire waarde van den vestingartillerist zullen verhoogen door verbetering der discipline als gevolg van het meer „stram me", dat door die exercitiën verkregen zal worden. Ook hierover zullen we niet lang uitweiden. De tegenwoor dige richting leert gelukkig anders en heeft zich losgemaakt van het idee, dat eene juiste richting, het in één lijn liggen der geweren en een verwoed stampen met geweerkolven en voe ten als het non plus ultra van militaire geoefendheid en disci pline gelden. De infanterie, die ons in deze toch zeker wel ten voorbeeld kan strekken, heeft reeds sinds eenige jaren het oude pad verla ten en zoekt de verhooging harer geoefendheid niet op het exer citieveld, maar daar waar haar taak haar eenmaal roepen zal. En hebben we ooit klachten gehoord, dat dit ten nadeele der dis cipline geschiedde? Laten ook wij vestingartilleristen dezen weg opgaanleeren wij den man zijn oorlogstaak daar waar hij in de werkelijkheid zal moeten optreden en zoeken we de ver hooging der discipline niet in dergelijke kunstmiddeltjes maar op andere wijzen, welke ieder meerdere (maar dan ook „meerdere" in den waren zin des woords) in overvloed ten dienste staan. 't Is waar, onze artilleristen „bungelen" dikwijls langs den weg. Doorgezakte knieën, kromme ruggen, men kan ze herhaaldelijk aanwijzen. Zijn het daarom echter minder goede soldaten? Heeft men de weinige keeren dat de artillerie te velde was ooit te klagen gehad over minder plichtsbetrachting in verge lijking met het zusterwapen? Maar aangenomen dat de voorstanders van bovengenoemd denkbeeld gelijk hebben, dan zullen zij het toch wel met ons eens zijn dat herhaalde oefening noodig zal zijn om dat „stram me" er in te houden. En moet dat ten koste gaan van de werkelijk artilleristische oefeningen, dan zullen we een stramme vestingartillerie bezitten, maar ongeschikt voor den artilleriedienst. Mogen deze beschouwingen, hoe onvolkomen zij misschien ook zijn, aanleiding geven tot eene ernstige overweging, door de bevoegde autoriteit, van onze conclusie dat die invoering is:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 401