1019
tanten al dan niet behoorlijk op te geven. Een comptabiliteit,
die in de tweede plaats een behoorlijke controle op de bewaar
ders en gebruikers van 's lands materieel toelaat, een controle
die vooral in tijden van onrust zeer gewenscht, ja beslist nood
zakelijk is, omdat dan vooral de gelegenheid tot kwade practij-
ken schoon is en de gelegenheid den dief maakt, niet alleen
wat sommige categorieën van landsdienaren betreft, maar ook
ten opzichte van de aannemers en leveranciers met wie dan moet
worden onderhandeld of door wier tusschenkomst al het benoo-
digde moet worden verkregen of vervoerd.
Daarom is het noodig, dat van alles rekening en verantwoor
ding worde gedaan, en de intendance belast is met de zorg en
het toezicht dat een en ander naar behooren door de betrok
ken personen geschiedt, zoowel in tijd van vrede als van oorlog.
Dat eischt niet alleen 's lands welbegrepen belang, maar ook dat
van het leger. Evenmin als het den soldaat bij zijne voeding,
kleeding en uitrusting aan iets ontbreken mag en hij deze op
tijd moet ontvangen, evenmin mag hij ook op zijn geld wacht
ten. Bovendien moet hij in zich de overtuiging omdragen, dat
bij een eventueel sneuvelen zijn erfgenamen zullen ontvangen,
hetgeen door hem in 's lands dienst is te goed gemaakt.
De vergelijking, dat de comptabiliteit er is voor den belas
tingbetaler, evenals de oorlogscorrespondent bestaat voor het
nieuwsgierig publiek, kan ik niet goed vatten. Mijns inziens zou
het leger zelf in de eerste plaats de nadeelige gevolgen van het
slecht afleggen van rekening en verantwoording voelen, mis
schien niet onmiddellijk, maar dan toch beslist na zekeren tijd. Het
geld is de ziel van den oorlog, het leger moet er van bestaan,
en een goede administratie is een even belangrijke zaak als het
bezit van een voor haar taak berekende artillerie, cavalerie of
genie. Alleen bij een goede administratie is de goede gang van
de verpleging verzekerd. En bet is de zoo belangrijke taak van
de intendance om er voor te waken, dat het beheer van gelden
en goederen ook in de moeilijkste omstandigheden niet in ver
warring geraakt, aan den eenen kant te zorgen, dat het aan de
troepen aan niets kan ontbreken, maar aan de andere zijde ook
te waken, dat van s lands hulpbronnen niets meer voor den oor
log wordt gevorderd dan noodig is. Want anders is het verkre-
D1 II, 1905. 70