643
1826 ter vervolging van Dipo Negara geen succes had gehad,,
besloot generaal van Geen zelf de vervolging van den hoofd
opstandeling op zich te nemen. Voor dit doel wilde hij de eigen
schappen der infanterie paren aan die der cavalerie, door het te
velde brengen van een afdeeling bereden voetvolk, sterk 100
man. Van Geen hield zich zelf met de oprichting van deze af
deeling, „de vliegende colonne" genaamd, bezig. De benoodigde
paarden werden op last van generaal de Koek door den resident
de Salis aangekocht; zadels, hoofdstellen enz. werden te Djocdja
en Solo aangemaakt. 21 Juli vergezelde de „vliegende colonne"'
van Geen naar Dixo en maakte schitterend fiascoreeds na.
twee dagmarschen van resp. 20 en 15 K.M. was de afdeeling in
den avond van den 22en niet marschvaardig meer en moest
van Geen bij de daarop volgende gevechten afzien van den steun
dezer wapensoort, waarvan hij zich zooveel had voorgesteld.
14 Juli t.v. had de resident de Salis reeds aan generaal de
Koek geschreven: „Ik hoop, dat de vliegende colonne met succes
„mag werkzaam wezen, maar ik geloof niet, dat het terrein zal
„toelaten iets met vrucht te doen, zoolang Dipo-Negara in het.
„gebergte kan ronddolen, enz-"
Aangaande deze poging tot het bezigen van hereden infanterie
in ons leger, schrijft Weitzel op blz. 323 en 324 Deel I van zijn.
werk „De oorlog op Java":
„Generaal van Geen meende, dat eenige te paard gezeten
„infanteristen uitstekende diensten zouden bewijzen hij het rus
teloos vervolgen van Dipo Negara en het geringe overschot
„van zijn macht. Hij deed dienovereenkomstig voorstellen aan
„den opperbevelhebber, die zijne toestemming gaf tot verwezen
lijking dezer inzichten. Wat er ook te wachten zij van dergelijke
„scheppingen, die eigenlijk niets anders zijn dan een poging tot
„het doen herleven der dragonders van vroegere dagen, zeker is
„het, dat zij niet als met een tooverslag kunnen daargesteld
„worden. Men dient althans tijd te hebben den infanterist ge
meenzaam te maken met zijn paard; hij moet het leeren berijden
„en verzorgen, en boven alles mag het—in stede van hem tot
„middel te strekken, zich met meer snelheid en minder ver
moeienis te verplaatsen geen oorzaak wezen tot verhooging
„der vermoeienissen, waaraan hij buitendien is blootgesteld. Dit.