1045 Ze hebben meest allen een weinig behaarde, dunne, gevoelige huid. De dieren zijn veelal wanhopig onder het voortdurende kriebelen en steken; de africhting wordt er zeer door belem merd, ja, bij sommige dieren totaal onmogelijk gemaakt. Geen wonder dat de officieren, die meestal paarden met meer bloed, dus fijnere huid, bezitten, daar hoogst ontmoedigende koopjes mee snappen en na een jaar vol teleurgestelde ijver, werken en gevaren een goed paard met verlies van de hand moeten doen. Waar dagelijks zooveel insecten besmetting kunnen overbren gen, is het geen wonder dat infectieziekten aan de orde van den dag zijn, en waar paarden en honden hardnekkige huidziekten krijgen, pleit het wel voor de bekende Hollandsche zindelijk heid, dat de menschen er van vrij blijven. De pas doorstane schurftperiode ligt trouwens nog versch in 't geheugen „U schetst den toestand niet erg rooskleurig; werkt die niet verlammend op het personeel, vooral de officieren? Hun ijver moet toch wel verslappen, en alles nog erger worden." Dat zou hoogst natuurlijk zijn. Gelukkig hebben de officieren nog zooveel plichtgevoel, dienstijver, liefde voor het vak en ener gie (want die is in ruime mate noodig) om er van te maken, wat er van te maken is. U begrijpt wat het zeggen wil, met liefde voor iets bezield te zijn en overal te worden tegengewerkt, niet door personen die men bestrijden kan, maar door ingeroeste toestanden. Dat er dan ook veel ontmoediging en teleurstelling heerscht, kan niet verheeld worden, 't Is onmogelijk iets anders te doen dan te kankeren" over de ter beschikking staande mid delen. Niet alleen wat de africhting van de troepenpaarden betreft is men aan handen en voeten gebonden. Elk officier, die zich persoonlijk in de rijkunst wil bekwamen, struikelt over talrijke bezwaren, als die ik reeds noemde. Geen behoorlijk ter rein voor africhting, veel ziekten onder de paarden, geen terrein voor een vlotten rit, geen gelegenheid om te trainen voor de baan of hippische concoursen, geen gelegenheid de wereld te toonen wat men kankortom niets, totaal niets wat een officier, en vooral een jong officier kan aanmoedigen en liefde voor de rijkunst kweeken. En toch, het is merkwaardig, legt men zich steeds met meer ernst op de africhting en de studie daarvan toe.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 441