1046 „Wordt dit niet bijzonder geapprecieerd van hooger hand?" Dat is een gevaarlijke vraag; wie is hooger hand? Is 't er één, zijn 't er meerdere? De oplossing van uw vraag blijft daar hokken, waar men aan „hooger hand" meer een abstract begrip gaat hechten en de persoonlijkheid verdwijnt, en daarmee: de hartstochtelijke liefde en belangstelling voor het remontekind. D'aar vraagl men nog slechts of het gaat, niet hoe het zou kun nen gaan. Het heeft jaren gegaan, het zal desnoods nog jaren blijven gaan, ten koste van den lande. Want al strooit men zich zelf nog zooveel zand in de oogen, het kapitaal, dat men uitspaart door het werken met gebrekkige middelen, wordt met woekerren te teruggeëischt door een ontijdig verbruik van paardenmateriaal. Hetgeen een zeer duur materiaal is. En nog laten we dan in 't midden, of 't een billijke wensch zou zijn, dat men ons leger zooveel mogelijk in staat stelt zijn dienst met liefde te verrich ten en de dienstijver zoo productief mogelijk te doen zijn. Ik zei uw vraag is gevaarlijk, want zij voert allicht op per soonlijk terrein, en persoonlijk meneer word ik nooit. Dit wil ik u wel zeggen, dat elk artillerist u gelooft, als ge hem zegt dat hij een paard kan africhtendat hij u bedenkelijk aanziet, als ge hetzelfde van zijn collega beweert. En dat hij u voor stapel gek zou verklaren als ge gingt beweren, dat er tegenwoordig artilleristen bestaan, die volkomen op de hoogte van hun taak als paardenafrichter zijn; die een grondige studie gemaakt hebben van het vak, die in plaats van in de leer te moeten gaan, aan gewezen zijn om als leermeester op te treden, die zelfs in Holland, ofschoon practisch veel, theoretisch slechts weinig zouden kunnen opsteken. En dat het jongere geslacht zich meer en meer tot taak stelt ook in dit gedeelte van hun vak grondig thuis te raken. Neen, hij zou u zeggen, dat het niet je ware kon wezen. Maar zeg hem hetzelfde van den eersten den besten cavalerist, en hij zal u verzoeken geen waarheden als boeien te vertellen. 't Zijn de onwetenden, die het minste vertrouwen hebben in de wetenschap van anderen, die zich 't meest bevoegd achten tot oordeelen. Zij kunnen niet appreciëeren, want zij weten niet wat er te appreciëeren valt. Kort geleden ging er iemand uit het wapen, die ondanks zijn onvermoeid werken niet veel meer tot stand bracht dan de opwekking van anderen tot grondige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 442