1050 In de practijk echter is de tijdruimte tusschen den dag waarop het strafbaar feit is gepleegd en dien waarop het eerste verhoor voor officieren-commissarissen plaats heeft heel wat grooter dan men wel zou vermoeden op grond van de wet, en zulks zeer in 't nadeel van eene goede rechtsbedeeling. in de eerste plaats wordt maar al te dikwijls aan het onderzoek, bedoeld bij art. 8, eene uitbreiding gegeven, die blijkbaar volstrekt niet in de be doeling van den wetgever heeft gelegen. Art. 11 toch zegt dui delijk, dat het onderzoek alleen ten doel heeft na te gaan, of de gearresteerde (verdachte) vermoedelijk aan de hem ten laste gelegde misdaad schuldig is en of die van zoodanigen aard is, dat daarin een krijgsraad uitspraak moet doen. Nu heeft men langzamerhand aan het voorloopig onderzoek eene waarde toe gekend, die niet in overeenstemming is met de wet. Zelfs bij op heeterdaad ontdekte misdrijven wordt dikwijls een voorloopig onderzoek gehouden, terwijl zulks geheel in strijd is met art. 19. Men heeft bij missive den vorm voorgeschreven van een dergelijk onderzoek, het H. M. G. heeft gelast het voorloopig onderzoek bij. de processtukken over te leggen, waardoor velen in den waan zijn gebracht, dat het voorloopig onderzoek eigenlijk de hoofdzaak is van de gerechtelijke instructie. Men ziet dan ook meestal een enorm aantal getuigen gehoord bij zoo'n onderzoek, waar door dit noodeloos gerekt wordt 1). Bovendien bestaat de op vatting, dat het onderzoek, als zijnde eene korpszaak, buiten de gewone diensturen moet plaats hebben, waardoor dit niet weinig bemoeielijkt wordt. Aanbeveling zou het verdienen te gelasten, dat het voorloopig onderzoek met den meest mogelijken spoed moet gehouden worden, en daarvoor dan ook de officieren, belast met het onderzoek, vrij te stellen van andere diensten. Dan kan men eischen, dat het binnen 1 a 2 dagen is afgeloopen, terwijl het nu soms veel langer duurt. Kent art. 12 aan den commandeerenden officier van het garni zoen de bevoegdheid toe om den beklaagde naar den krijgsraad te verwijzen, A. O. 1890 No. 64 verplicht hem eerst de klacht met de daarop betrekking hebbende stukken aan den auditeurmi litair op te zenden, ten einde diens advies in te winnen, of 1) Schrijver schijnt het dikwijls groote belang van volledigheid en nauwkeurigheid hij een voorloopig onderzoek wel wat te onderschatten. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 446