1052 -
Om nu verder terug te komen op de functie van den fungeerend
secretaris in het gerechtelijk onderzoek, meermalen doet zich het
geval voor, dat een kapitein, lid der commissie, meent, dat hem
alleen de leiding van het onderzoek is opgedragen en dat de
fungeerend-secretaris maar heeft op te schrijven (het jongste lid zit
zich meestal doodelijk te vervelen). Dit is echter niet vereenig-
baar met het feit dat de functie van den fungeerend-secretaris in het
gerechtelijk onderzoek in hoofdzaak, wat aangaat het voeren dei-
eigenlijke procedure, gelijk is aan die van den auditeur-militair.
Art. 20 R. L. verplicht den fungeerend-secretaris tot het ont
werpen der vraagpunten, zoowel voor den beklaagde, als voor
de getuigen. Wei hebben officieren-commissarissen het recht om
krachtens art. 45 en 69 sommige vragen te doen wijzigen (voor
het verhoor) of reeds goedgekeurde vragen te veranderen (gedu
rende het verhoor), doch aan hen is niet de bevoegdheid toege
kend, om het stellen van vragen die door den fungeerend-se
cretaris noodig zijn geoordeeld achterwege te laten.
Art. 69 en 102 bepalen, dat officieren commissarissen de vraag
punten aan beklaagde en getuigen zullen voorhouden en de ant
woorden doen opteekenen, maar nergens blijkt uit de wet, dat
bij de deliberatieën aan het kapitein-lid meerdere macht is toe
gekend dan aan het jongste lid, al ligt het voor de hand, dat
de kapitein, door meerdere ervaring en hoogeren rang, meestal
overwegenden invloed daarbij kan hebben; de wet spreekt steeds
van „de commissarissen zullen" (art. 69, 102 enz.)
In art. 87 geeft de wet nog eens duidelijk te kennen, dat de
secretaris eenen overwegenden invloed heeft op de leiding van
het onderzoek, door hem uitsluitend het recht toe te kennen om
getuigen te doen hooren. Het artikel schrijft uitdrukkelijk voor,
dat getuigen, door den secretaris opgeroepen, door de officieren
commissarissen moeten gehoord worden, terwijl aan de officieren
commissarissen nergens eene dergelijke bevoegdheid is verleend.
In andere artikelen wordt aan officieren-commissarissen en se-
noodzakelijkheid hiertoe bestaat is niet duidelijk, maar in elk geval is het te veroordeelen
om dat onderzoek aan beklaagde voor te houden tegelijk met extracten straf-, stamboek
enz. nog voor dat hij eene verklaring heeft afgelegd. Juist het wijzen van beklaagde op
aanmerkelijke verschillen in het voorloopig- en het gerechtelijk onderzoek voor zoover
zijne verklaring betrof heeft menigmaal tot bekentenis geleid.