BOEKBEOORDEELING.
„De tocht van Overste van Daalen door
de Grajö- Alas- en Batak-landen" door J. C. J.
Kempees. Uitgegeven door J. C. Dalmeijer
Amsterdam.
Het werk van luitenant Kempees over den bekenden Gajd-tockt van
8 Februari tot 23 Juli 1904 werd aan de redactie ter bespreking gezonden.
Met genoegen voldoet zij aan het verzoek om enkele regels aan eene
bespreking te wijden, daar doel, inhoud en uitvoering haar sympathiek zijn.
Het doel toch van dit schriftuur, het tweeledig doel, is menschlievend
en practisch.
Menschlievend is het, omdat geen winstbejag, doch eene poging tot
verzachten van de wonden door den tocht geslagen, drijfveer tot den
arbeid was; en al moge nu de opbrengst van de uitgave niet groot 1),
en daardoor de voordeelen voor de vele achtergeblevene betrekkingen van
gedurende de excursie gevallen Europeesche en inlandsche militairen be
trekkelijk gering zijn, in elk geval moet de bedoeling geapprecieerd wor
den om belangeloos arbeid te verrichten voor lieden, die troost en steun
van noode hebben.
Doch ook practisch is het doel van het werk. Het is toch een niet
te loochenen feit, dat de belangstelling van het Nederlandsche volk in
zijne koloniën in het verre Oosten verre van groot is, hoewel in de laatste
jaren in dit opzicht wel vooruitgang te bespeuren is. En al behoort deze
belangstelling voor onzen archipel zich niet te beperken tot die voor
eclat makende verrichtingen, toch moet ook in verspreiding van eenvoudig
gestelde geschriften van militairen aard een goed middel gezien worden
om meerdere belangstelling voor onze koloniën op te wekken.
1) Do Javabode van den elfden September meldde ons daarover het volgende:
Door tussclienkomst van den heer J. C. J. Kempees, len luitenant der artillerie, ont
ving liet van Heutszfonds van H. M. de koningin-moeder eene gift van f 100. Deze
officier zelf schonk aan het fonds het geheele honorarium, ten bedrage van f250 door
hem ontvangen als auteur van het werk over den tocht van den luitenant-kolonel Gr. C. E.
van Daalen door de Gajö-, Alas- en Bataklanden in 1904, met verzoek dit laatste bedrag
te besteden ter verzachting van het lot der nagelaten betrekkingen van bij deze excursie
gesneuvelde amboineesche en inlandsche militairen.