1065
Een deel der genie was bij dit bataljon ingedeeld.
De overige geniesoldaten waren aan het 7e Bataljon toege
voegd, dat aanvankelijk het 5e Bataljon volgde, doch in de sawah
de le compagnie met sectiën uit de flank in aansluiting met
het 5e Bataljon deed marcheeren.
De troepen voor de Kroeng Lingkar bestemd, namen eenvou
dig de hun aangewezen plaatsen in. De cavalerie, die eene ver
kenning tot Lam Dam-Zuid maakte, omdat zij veel volk in de
nabijheid van Passar Tjot Hoe meende te zien, keerde terug met
de mededeeling, dat het passergangers met vrouwen en kinde
ren waren.
Vijanden werden tot het uur van terugkeer naar Lambaroe
8 u. n.m. aan die zijde niet waargenomen.
De cavalerie kreeg te 4 u 40' het eerste vuur een paar
schoten uit de missigit Lam Tengah, verkende nog verder tot
op 200 M. van Belang en maakte toen op last van den colonne
commandant het front voor de infanterie vrij.
De le compagnie 7e Bataljon marcheerde nu ook in gevechts
formatie op.
De compagnieën van het 5e Bataljon, die zich ter hoogte van
de bekende afgebroken brug bevonden, werden ter zelfder tijd
uit de versterking Belang beschoten, welk vuur toenam toen de
troepen in de 300 M. breede strook kwamen, waar de dijk
de Atjehrivier nadert.
De linkervleugel werd toen met eene sectie versterkt, doch
overigens, zonder te schieten, doorgemarcheerd tot even voorbij
de benting Belang.
Deze versterking was 18 M. lang en breed, had wallen 2 M.
hoog en 1.5 M. dik en was omgeven door twee zware bamboe-
doeripaggers.
De bezetting bleek uit niet meer dan 12 man te bestaan,
die zich gereed hielden het vuur te openen, zoodra onze man
schappen zich op den dijk zouden vertoonen.
De commandant der 4e compagnie, de kapitein Linck, gaf bijna
onmiddellijk bevel tot den stormaanval. De tegenstanders wach
ten dien evenwel niet af, doch verdwenen in het bedekte ter
rein in de richting van Kajoe Leh. Door hun vuur hadden zij