1082 Het was trouwens zaak zoo gauw mogelijk op den top een flinke macht te hebben. Ook de W. naar de Kloof van Beradin gerichte berghelling was op den top over eene breedte van minstens 50 M. met licht bosch en verder met gras begroeid. Tusschen Tjot Tjako en de vlakte van Beradin lag nog een zich van N. naar Z. uitstrek kende hoogterug van 150 M. hoogte. Het aldus gevormde dal was een 100 M. lager dan den top van den Tjako gelegen. Ook hier waren de bovendeelen der helling steenachtig. Over den kam van de hoogte liep door het bosch van Z. naar N. een vrij goed pad langs het eenvoudige steenen graf van den Toean Tjot Tjako. De Glé Geunting (Poetih) bleek niet rechtstreeks met den noordelijken uitlooper van den Tjot Tjako, maar met de Weste lijke hoogte in verbinding te staan. Op den hoogsten top van den berg bevond zich een met groote steenen bezaaid, geheel open plateau, dat naar het Z. en Z.O. front maakte en dus door een vijand op den naastaangrenzen- den Zuidelijken bergtop geheel onder vuur kon genomen worden. Op dit plateau had de vijand een wachthuisje met levensmid delen en water in een kleine redoute van groote steenen gemaakt. 6 u. 40' v.m. was de geheele colonne boven. Yan den Tjot Tjako was de vijand verdreven. Eene tusschenliggende hoogte onttrok onzen troep aan het oog der vijanden op den Goh-Batee Tamon, die de onzen, bij hun nen opmarsch, van uit eene versterking onder den alleenstaan den boom (zie kaart) nog al beschoten haddeneenmaal boven, vielen er nog enkele schoten uit het Westen van de daar ge legen 150 M. hooge heuvelreeks, waarop de van Tjot Tjako ge vluchte verdedigers hadden stelling genomen. De luitenant Rijnen had, na het verzamelen van zijn peloton, repeteer vuur op Lam Pisang doen afgeven, waar Oemar's huis een goed doel vormde. Reeds tijdens den opmarsch waren drommen vijanden waarge nomen, die in de vlakte ten N. en O. van den berg heen en weer liepen en gedeeltelijk ook op de vlucht gingen o.a. uit Lam Asan nauwelijks had luitenant Rijnen bovenvermeld vuur geopend, of uit Lam Pisang vluchtten een 50tal personen ijlings naar het Zuiden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 478