1108 -
A. Vestingartillerie.
1. Frankrijk 1).
a. als de waarneming met behulp van 2 zijdelingsche waar
nemers geschiedt.
b. als diiect uit de batterij wordt waargenomen,
ad. a. Gebruikt worden G.K. met de grootste lading.
Onderlinge afstand der waarnemers 400 a 500 M.
De afstand wordt bepaald met den afstandmeter of uit de
formule: x (in KM.) -5-, waarbij D middellijn ballon en
n de opgemeten breedte in °/c0.
Men tiacht eerst den ballon tusschen de wijde-, daarna tusschen
de nauwe grenzen (beide uitgedrukt in L. S60) in te sluiten, waar
bij het springpunt ter hoogte van den ballon gebracht wordt.
Het eerste schot wordt met de normale gegevens gedaan.
Daarna wordt door verandering van O.H. telkens voor een vol
gend schot getracht het springpunt ter hoogte van den ballon
te krijgen.
De batterijcommandant regelt naar eigen waarneming het in
schieten voor de zijdelingsche- en hoogterichting.
Bij overgang tot het voortgezet vuur wordt met een of twee
vuurmonden het inschieten voortgezet (dus controleering dei-
grenzen), daarbij trachtende de grenzen te vernauwen. De overige
vuurmonden strooien met salvo's tusschen de bepaalde grenzen.
De tempeering wordt voor deze vuurmonden zooveel verminderd,
dat de dubbele normale S.H. verwacht kan worden.
Alvorens een salvo af te geven, wordt steeds een schot gedaan
uit een der vuurmonden, bestemd voor controleering der gren
zen. De T. voor dit laatste schot is zoodanig, dat het spring
punt ter hoogte van den ballon kan verwacht worden.
acl b. Alle vuurmonden worden met gelijk getempeerde G.K.
geladen. Stuksgewijze wordt de O.H. gecorrigeerd om het
springpunt in de waarnemingslijn van den B.C. te verkrijgen.
Daarna wordt met salvo's tot het inschieten overgegaan.
Het voortgezet vuur geschiedt op gelijke wijze als onder a.
vermeld. Ook hier blijft men dus de grenzen controleeren.
1) Zie Mittk. Juni 1905. „Das schiessen der frauzösisehen Fussartillerie".