1114
j,spi inghoogte t.o.v. den ballon goed isindien zij overeenkomt met
die uit de schootstafel."
„De grens van het inschieten wordt op 200 M bepaald enz."
Volgens schrijvers meening zou dus getracht moeten worden
spiingpunten te krijgen, die de normale S.H. boven den ballon lig
gen en dus vooi de directe waarneming van geenerlei nut zijn.
Volgens zijn opvatting zouden onze schietregels er dus toe
leiden ons, wat het en betreft, uitsluitend te verlaten
op de zijposten.
En die opvatting is dan geheel gebaseerd op de woorden: „te
hooge springpunten
t Zou wel zaak geweest zijn, als „men" dat dan eens nader
gemotiveerd had. Omdat het bij schrijvers methode van uit
sluitend indirecte waarneming natuurlijk voordeelig is (ter wille
van de uitwerking) om van den aanvang af normale S.H. te
krijgen, is dit voor mij nog geen reden om voetstoots die af
leiding te accepteeren.
Me dunkt dat ik evenveel recht heb te zeggen
Uit de woorden „lager dan den ballon" leidt men af dat de
spiinghoogte goed is, als zij overeenkomt met de hoogte van
den ballon.
Ja zelfs meer recht.
Want wat moet er gebeuren als bij het inschieten een spring-
punt op gelijke hoogte als de ballon valt?
Bij mijn opvatting is dit springpunt dan goed, doch past men
de redeneering van schrijver toe, dan verkeert men omtrent
zoo'n springpunt in het onzekere.
Het is niet „lager dan den ballon" en „te hoog" zeer zeker
ook niet.
Hieruit ziet men al het nadeel om bij eenzelfde vuur voor de
beoordeeling der springhoogten twee uitgangspunten te nemen,
nl. den ballon voor de laag gelegen springpunten en de normale'
S.H. voor de te hooge.
't Is trouwens hier niet de kwestie wat „men" uit den letter
der schietregels gelieft af te leiden, maar wat het meest voor
de handliggend is
M. i. is de geest onzer schietregels wel degelijk om den bal
lon als het punt te beschouwen t. o. z. Avaarvan de te hooge