1119
er geen sprake van zijn, dat men de verschillende batterijen,
waarnemings- en peilposten op zoo ruimen voet van richtvlak-
ken kan voorzien.
Aannemende dus dat de waarnemingen der zijposten zich
tot bovengenoemde aanduidingen zullen bepalen, welke wijze
van waarnemen geen noemenswaardige voordeelen aanbiedt bo
ven die van het salvo, zoo blijf ik aan dit laatste de voorkeur
schenken en wel met het oog op de directe waarneming. Hier
voor is toch ongetwijfeld de waarneming van een salvo boven
die schot voor schot te verkiezen.
Waar de directe waarneming bij het ballonvuur moeilijker
is dan bij een ander vuur, kan hieraan alleen te gemoet geko
men worden door het schieten met salvo's.
Om te voorkomen, dat de waarnemingen der zijposten te veel
vraagteekens opleveren, zal het zaak zijn deze posten niet te
dicht bij de batterij op te stellen. Hoe verder hoe beter.
Beschouwen we fig. 3, dan blijkt hieruit, dat alleen salvo's die
binnen het gearceerde gedeelte vallen zeker als of kun
nen worden waargenomen.
Hoe breeder dit gedeelte is, dus hoe grooter de waarnemings-
hoeken, des te meer zekerheid, dat men resultaten bereikt.
Een afstand van waarnemer tot batterij gelijk aan 1/10 van den
schootsafstand, zoodat waarnemingshoeken van 100°/Oo verkregen
worden, zal voor het ballonvuur zeker gewenscht zijn.
Alvorens van het inschieten af te stappen, wensch ik nog het
bepalen van den afstand te bespreken.
Het schatten van den afstand wordt zeer terecht door den
schrijver afgekeurd.
Slechts de Nederlandsche en Duitsche schietregels voor de
veldartillerie geven uitsluitend het schatten aan (zoo mogelijk
met behulp van de kaart). Overal elders is dit het laatste hulp
middel, waartoe men zijn toevlucht neemt.
Yan de 5 door Eschler aangegeven methodes voor afstands
bepaling, worden door N. E. L. een drietal behandeld de eerste
en derde geven aanleiding tot eenige opmerkingen.
De eerste, reeds in den aanvang vermelde, methode berust op
de bekendheid van de middellijn van den ballon en volgt uit