1121
tale middellijn van den ballonde eerste maal door verplaatsing
van den vuurmond, de tweede maal door verschuiving van den
d war sar m.
Bij de bespreking van zijn eerste methode verklaarde schrij
ver, dat deze aan nauwkeurigheid veel te wenschen overliet. Bij
deze methode kwam het er op aan met behulp van een richtvlak
den afstand in °/00 tusschen linker- en rechteruiteinde van de
grootste horizontale middellijn te bepalen. Waar dit tot groote
onnauwkeurigheid aanleiding gaf, kan daarvoor geen andere oor
zaak zijn, dan dat beide uiteinden van de horizontale middellijn
zich niet scherp genoeg afteekenden (door weinig opvallende kleur
van den ballon) om daarop zuiver te richten, of dat de verdee
lingen op de glasplaat niet klein genoeg waren om de breedte
nauwkeurig te meten.
Maar datzelfde verschijnsel moet zich, dunkt mij, toch even
goed bij de laatste methode voordoen, ja zelfs bij het richten met
een gewonen opzet (7.5 c.M. L/35 en 7 c.M. L/28) in nog sterker
mate, daar het richten met richtvlak of kijkeropzet zuiverder
geschiedt dan bij gebruik van den gewonen opzet.
Laat ons nu nagaan welken invloed richtfouten, bij deze me
thode begaan, op de einduitkomst hebben.
Stel de afstand 5000 M., de middellijn van den ballon
10 M. en de richtas 1 M.
2 D X 1
Uit de formule x volgt dat
2DX1_ 20 A ol
a2 x —5000
m. a. w. wanneer de richtingen zuiver geschieden, zal men op
een afstand van 5000 M. voor (a2 ai) een waarde van 4 °/0
verkrijgen, zoodat we b.v. kunnen stellen
a2 ai 20 16.
Aannemende nu dat wel een fout in de richting gemaakt wordt,
stel bij een der vuurmonden een fout van J °/00 (wat toch zeker
niet te ongunstig is genomen), dan zal b.v.
a2 a1 19J 16 3J zijn.
Berekent men nu x uit bovenstaande formule, dan vindt men
90
x X ]0°° 5714 M-
3è
3-2 ^1