GYMNASTIEK EN SCHERMEN IN IIET LEGER. Vervolg van blz. 410.) Met Plaat XVIII. Op blz. 2 alinea en volgende vinden wij vermeld wat in beginsel ten aanzien van de op- en inrichting van gymnastiek- en schermzalen is aangegeven. Betreffende de oprichting zien wij alleen vastgesteld, dat een zaal van bepaalde vaste afme tingen en voorzien van hetzelfde stel werktuigen, al naar gelang de omstandigheden, moet voorzien in de behoefte van twee veld- bataljons dan wel van ééne compagnie; garnizoenen ter sterkte van minder dan 1 compagnie blijven er gewoon van verstoken. Dit nu is reeds dadelijk een verkeerd beginsel. Met de op richting van goed ingerichte gymnastiekzalen heeft men ge tracht niet alleen te voorzien in gelegenheden tot een meer ge- regelde beoefening van toesteloefeningen maar ook tot het in het leven roepen van meer eigen oefening, in vereenigingen of op andere wijze. Deze poging vorderde vrij wat flnancieele of- feis, m.i. had daarom, alvorens tot de uitvoering over te gaan. veel meer aandacht moeten zijn geschonken aan de omstandig heden die het welslagen er van in de waagschaal stelden. Deze waren tweeërlei en wel: le het ontbreken van lust en opgewektheid voor gymnastiek en schermen, 2e de onmogelijkheid om, wegens het groot aantal leerlingen en den beperkten tijd, een werkelijk in alle opzichten gere geld en nutaanbrengena onderwijs aan de toesteloefeningen te geven. De oorzaak sub le had flink onder de oogen moeten worden gezien, in stede van zich in slaap te wiegen met de gedachte „als de zalen er eenmaal zijn, dan volgt de rest wel vanzelf; komt het niet, nu, dan is het ook niet onze schuld". Die ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 52