1157
bijheid Paf Ko J. zich met zijne volgelingen zou schuilhouden, rukte de
colonne den 18en het landschap Benoe binnen.
Gedurende den marsch daarheen werd de troep op eenigen afstand
begeleid door een drietal ruiters, dat de bewegingen der colonne scheen
gade te slaan; nadat echter een der paarden neergeschoten was, verdwe
nen de ruiters.
Om 12 u 's middags werd de spits bij het beklimmen van eene rots
uit eenige spelonken beschoten en met steenen beworpen. Hierdoor wer
den een inl. fuselier en een politieoppasser verwond.
Het bestormen van den ongeveer 60 Meter hoogen steilen rotswand bleek
weldra onmogelijk en daarom werd besloten met één groep den ingang der
holen onder vuur te houden en met een ander deel der colonne eene omtrek
king te beproeven, terwijl eene kleine afdeeling tot dekking van den trein
aan den voet van den heuvel bleef. De omtrekkende afdeeling ontdekte
al spoedig eene steenen versterking, van waaruit bij het oprukken ge
schoten en met rotsblokken geworpen werd. Een der voorvechters kwam
uitdagend vooruit en schold den troep voor „asoe kompenie" uit. Hij
werd neergelegd.
De versterking „El Thob" (d.w.z. halt mensch) geheeten, werd zonder
veel strijd genomen. De vijand wist door holen en rotspaden te ontkomen
slechts drie dooden achterlatende, n.l. Moesa Neno (radja Benoe) en een,
volgeling van Bafo Neno, een neef van den vorst van Benoe.
De versterking, hoofdzakelijk bestaande uit borstweringen van opgesta
pelde steenen, werd geslecht en de voorraden gedeeltelijk voor den troep
benut en gedeeltelijk vernietigd. Vijf vuursteengeweren, vier donder
bussen en eenige gongs werden buit gemaakt.
Den volgenden morgen werden de holen onderzocht, die blijkbaar den
vorst van Benoe tot schuilplaats hadden gediend. In een dezer werd
een man neergelegd, die bleek te zijn de Temoekoeng Tekoe Toenmoni;
later in een andere spelonk de Temoekoeng Besar Mona Keba.
In de holen vond men het geweer van den vorst en dat van een der
Temoekoengs, benevens 3 vuursteengeweren, verder de acte van erken
ning van den vorst door het gouvernement, het gouv. contract voor mijn-
bouwkundige onderzoekingen en den ambtsstok in 1901 door het gouver
nement aan den vorst geschonken, alsmede een grooten voorraad padi.
In den namiddag werd de verlaten kampong Benoe bezocht, waar men
het hoofd van een der slachtoffers van den moord te Noenkoeroes op een
staak gestoken aantrof.
Na doorzoeking van den omtrek werd den 25en September naar Tefnai
opgerukt. Voortdurend werd de colonne onder den marsch door enkele
schutters bemoeilijkt, hetgeen ons een gewonde, een inlandsch fuselier,
bezorgde. Nog dienzelfden dag werd Kaboe, de vroegere woonplaats van