679 - Bestuur. Het Hoofd van den Staat is een vorst met den titel van Padjoeng. Hij moet zijn van zuiver vorstelijk bloed, wordt door de Ha- dat gekozen en mag feitelijk den titel van Padjoeng eerst voeren, wanneer hij gekroond is; tot zoolang voert hij den titel van Datoe. Het kronen heeft in den laatsten tijd niet meer plaats. De Hadat of Bajksraad van Loewoe is in twee categorieën verdeeld. De opperste raad (Pakatani-adae) bestaat uit: 1 den Opoe Patoenroe, 2 den Opoe Pabitjara, 3 den Opoe Tomolampoewe Tomarilalang in andere Boe- gineesche landen) en i den Opoe Balirante, aan welk college is toegevoegd de Opoe Tjaning of kroonprins. De tweede categorie (Adaaseraé) bestaat uit: 1 den Opoe Madika ri Panrang, 2 Madika ri Boewa, 3 Madika ri Baeboenta, 4 Wagé, 5 Tjenrana, 6 Gontjinge, 7 Matjange, S Kamoemoeï, en 9 Lalan-tonro. Van deze negen vormen de drie eersten weder een afzonder lijk college, genaamd Pangadarang Matjowaè (de oudsten der Hadatsleden). Aan het hoofd van de geheele Hadat staat de Opoe Patoen roe, de eerste man na den vorst. Vervolgens zijn de Opoe Pa bitjara en de Opoe Tomolampoewe belast met de behandeling van alle loopende zaken, terwijl aan den Opoe Balirante de zorg is opgedragen voor 's vorsten inkomsten en kleeding, weshalve hij als zoodanig den Shahbandar onder zich heeft en verantwoordelijk is voor de afdoening van handelszaken en voor de aanraking met vreemdelingen. De Pangadarang Matjoewaé oefenen toezicht uit op de werk- Dl. II, 1905.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1905 | | pagina 77