686
Het aantal slaven en pandelingen is zeer aanzienlijk.
De mannen dragen een korte broek, een kort of lang baadje
en een sarong, die, aan het middel vastgemaakt, tot aan de knieën
athangt en waarmede het gevest der kris bedekt wordt. Tot
hoofddeksel bezigt de kleine man een hoofddoek, terwijl prinsen
en geestelijken daarvoor een klein mutsje gebruiken, dat van
het vezelachtige gedeelte van den koenala-of talaboom vervaar
digd wordt. Met een koord om het middel dragen de mannen
een zakje van laken tot berging van geld, amuletten, enz. en
opzij de kris, bevestigd door den krisband. Op reis heeft de
Wadjorees altijd de onmisbare lans bij zich.
De kleeding der vrouwen bestaat enkel uit een zeer lange
sarong en een kort of lang baadje.
Voor wat betreft de inrichting van huizen of kampongs, geldt
hetzelfde als onder Boni is medegedeeld.
Bestuur.
Wadjo is eene aristocratische republiek, bestuurd door een
raad van veertig vorsten. Het hoofdbestuur over het rijk be
rust bij de zes voornaamste vorsten (Patta of Aroe Anange),
nl. drie hoofdvorsten (Ranrang) en drie hoofdvaandels (Bates of'
Batelompona Wadjo), aan welke zes vorsten een zevende wordt
toegevoegd om een beslissende stem te hebben in beraadslagin
gen over 's lands belangen, wien den naam van Matowa gegeven
werd, welke titel later, toen slechts vorstelijke personen tot die
betrekking geroepen werden, in Aroe Matowa werd veranderd.
De evenbedoelde 3 hoofdvorsten (Ranrang's) zijn:
a. Ranrang Bettempola of Aroe Betting, het hoofd van de
Hadat
b. Ranrang Tallotanrang en
c. Ranrang Toea.
De drie hoofdvaandels (Bates) zijn
a. Patta Pilaé (de vorst met het roode vaandel);
b. Patta Patolaé (de vorst met het veelkleurige vaandel);
c. Patta Tjakoridié (de vorst met het gele vaandel).
De drie Ranrang's hebben elk weer tien hoofden van minderen
rang (Aroe Mabitiara) en een hoofdzendeling (Soero-ri-bate) on
der zich.