106 De vijandelijke stelling moest, behalve door artillerievuur in front en op de linkerflank, ook door schijnaanvallen worden bedreigd. De hoofdaanval zou door een omtrekkend bataljon op de rech terflank plaats hebben. Aan de reeds in stelling zijnde troepen werden nog toegevoegd: het 12e Bataljon infanterie. D/2 compagnie van het 7e Bataljon. 2 compagnieën 9e het korps marechaussee twee pelotons cavalerie een peloton genietroepen twee sectiën bergartillerie drie ambulances en de noodige transportmiddelen. 6 u. 30' v.m. marcheerde de cavalerie onder ritmeester Jhr. de Lannoij van Lamdjamoe af, teneinde zelfstandig verkennend naar B. Seboen op te rukken. De infanteriekorpsen die op den post eerst nog van de noo dige tandoes, reservemunitie en dragers moesten worden voor zien, zouden onafhankelijk van elkaar naar Lam-Pisang marchee- ren en daar van orders worden voorzien. De commandant van het 9e Bataljon, die zich te 7u. 20' v.m. ter hoogte van den driesprong bij Lam Goe-Oe bevond, ontving daal den last van den bevelhebber, om met zijn beide compagnieën den weg, die naar de W. heuvels leidt, te volgen en langs den voet van het gebergte tot ter hoogte van Lam-Pisang te marcheeren, stelling te nemen en eventueel daar gevestigde vijanden te verdrij ven, om aldus te voorkomen, dat latere transporten op den groo- ten weg zouden worden beschoten en verder om als flankdekking voor de tegen de heuvelstelling oprukkende troepen te dienen. 7 u. 55' v.m. was het aangewezen punt bereikt. Toen een half uur later schoten van 70 M. hoogen en Zuid waarts gelegen top vielen, deed de commandant dien bezetten. Eenige oogenblikken daarna kwam de order, in het algemeen ook de nog meer Zuidwaarts gelegen heuvels te bezetten. Een sectie werd op den vermelden top gelaten, om mogelijk opdringen in het gebergte uit het Noorden tegen te gaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 118