112
11 u. 40' zag de cavalerie, dat het 6de Bataljon tot de be
storming overging en 5 minuten daarna deelde de luitenant
Thomson weer mede, dat een 300 vijanden Boekit Seboen ver
lieten en in W. richting aftrokken.
Op het oogenblik dat de kapitein Graafland zich bij den majoor
Okhuizen meldde, waren de compagnieën van diens korps reeds
geruimen tijd in voorwaartsche beweging.
De le compagnie, toen juist in een hevig vuurgevecht met
Lam-Poelau gewikkeld, ontving bevel zich onder de orders van
kapitein Graafland te stellen, die zich met zijn marechaussee's
onmiddellijk naar Lam-Poelau richtte.
De sa wall's daarvoor waren echter nog al drassig en zoo kwa
men zij langzaam vooruit.
Toen van luitenant van Haaff de tijding kwam, dat de com
pagnie Janssen Lam-Tjroeng op korten afstand onder vuur had,
kreeg de aanvals-colonne nog eene aansporing om voort te maken.
Bij nadering bleek Lam-Poelau echter reeds verlaten, door
dat de 3e compagnie Lam-Tjroeng, dat bedoelde benteng be-
heerschte, vermeesterd had.
Ter voldoening aan zijn opdracht was de kapitein Janssen,
hoewel zijn menschen zeer vermoeid waren en smachtten van
dorst, tusschen de verzengende alang-alang verder gemarcheerd,
tot hij plotseling op eene kleine versterking bij Djaman stuitte.
Na een paar salvo's ging het le peloton met zijn commandant,
den le luitenant J. Keetell aan het hoofd, tot den storm over.
De bezetting, 12 man in getal, zochten bijtijds een goed heen
komen in de richting Lam-Tjroeng.
Deze heuvelbenting was zichtbaar van uit de positie bij Djaman.
Hare bezetting bestond uit een veertigtal Atjehers, die zich
wat hun vuur betrof nogal lieten gelden.
Natuurlijk deed de kapitein het beantwoorden. Daarmede be
zig zijnde, ontwaarde hij, dat de vijand den rechtervleugel zij
ner stelling begon te ontruimen, waarop de aanval direct werd
doorgezet.
Het peloton van den 2e luitenant J. C. Lamster zou ditmaal
aan de spits zijn, terwijl dat van den luitenant Keetell zoolang
mogelijk doorvuurde.
Op 100 M. van de stelling begon het peloton de attaque. De