114 Te 1 u. n.m. werd nog eene sectie bergartillerie onder Lui tenant Deibert nagezonden, ten einde vluchtende vijanden ook met geschut onder vuur te nemen of de bevolking anderszins afbreuk te doen. Naast de sectie Vrijdag te Lam-Poelau was vroeger reeds eene tweede opgesteld. De sectie Deibert kwam in den Westrand van kampong Tan djong in batterij. Van uit deze stelling werden alleen eenige schoten op Atjehers en karbouwen gedaan, die zich aan gene zijde van de voorgelegen sawah bewogen. Bij den terugtocht behoefde zij niet te vuren. De sectiën in Lam-Poelau hadden een ruim schootsveld en richtten haar vuur op Atjehers, die in de richting van Meu- .matha-Mantjang gingen. Toen de troepen later terugtrokken beschoten zij ook kam pong Koeh. De marechaussee's waren na de inname van Lam-Poelau dade lijk naar Tandjong doorgerukt en vervolgens naar de Keudé- Biong, die door de cavalerie verlaten was bevonden. Met voorkennis van den bevelhebber wachtte de marechaus see's hier het 12e Bataljon in, daar de commandant meende zich met zijn korps alleen niet verder te mogen wagen. Dat Bataljon kwam 1 u. 40' n.m. daar aan, waarop kapitein Graafland Anak-Paja binnentrok, om daar de huizen in de asch te leggen; het bataljon zette den marsch naar Djirat voort. De ritmeester Jhr. de Lannoij de infanterie ziende naderen, vervolgde zijne verkenning in Z. richting, het branden aan ge noemd wapen overlatend. Ook kampong Djirat werd onbezet bevonden, evenals alle andere aan den weg gelegene. Toen het 12e Bataljon eenmaal in dien kampong was aangeko men, meende de ritmeester, met instemming van Overste Soeters, ook Lam-Kroet en Lho-Nga aan een nader onderzoek te moeten onderwerpen. Een tiental vijanden die zich op den rechteroever van de Kroeng-Raja achter terreinverhooging, vóór de brug over die rivier, hadden opgesteld, belette door hun vuur de nadere ver kenning van die brug.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 126