122 wijderen der cavalerie, dadelijk weer van Tandjong naar Lam- Poelau overstaken. 12 u. 10' werd de sectie artillerie met behulp van een deel der genietroepen naar omlaag gebracht. De gedetacheerde sectie, die inmiddels was teruggeroepen, en nog een peloton, naast de sectie in de vlakte geplaatst, bevei ligden deze werkzaamheden. Met één stuk werd zoolang mogelijk doorgevuurd; toen de voor sprong aan de colonne Veeren groot genoeg was, ging ook dit omlaag. Nauwelijks hield het vuur op, of de Atjehers kwamen bij honderdtallen opzetten en bewogen zich naar Beradin, Lam- Oekoe, Kenoi, Bineh-Kroeng en Lam-Pisang. Eindelijk te 1 u. 10' n.m. verliet de laatste compagnie den top, na nog de hutjes en de niet mede te voeren vivres verbrand te hebben. Te 2 ure was alles aan den voet verzameld en werd naar het bivak Lam-Pasei gemarcheerd. Alleen een paar vijandelijke schutters gaven blijken van hunne tegenwoordigheid bij den afmarsch. 3 u. 15' werd deze, met de bezetting van Lam-Pasei in de ach terhoede, voortgezet en 4 u. 's middags Ketapan-Doewa bereikt. De bivakcommandant te Lam-Pasei had door vele patrouil leeringen den transportweg der Bergcolonne van den 23sten tot en met den 26en opengehouden. De sectie artillerie, die den eersten dag het vuur uit de vijan delijke positie op de Boekit Kesoemba tot zwijgen had weten te brengen, moest tijdens het afdalen der troepen nog eens haar vuur richten op een dertigtal Atjehers, die op de hellingen blijk baar met geen goede bedoelingen verschenen 1). Met eene sectie van zijne compagnie en vergezeld van den luitenant Steenkamp en een paar trompetters toog de kapitein Thijssen derwaarts. De benteng werd verlaten bevonden en bezet, en aan den bevel hebber, die zich te Ketapan-Doewa bevond, hiervan mededeeling gedaan. Deze zond eenige dwangarbeiders met gereedschappen om de benteng te slechten. 1) De kapitein Thijssen had het in het belang der terugtrekkende troepen geacht een poging te doen om de versterking Kasoemba te nemen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 134