123
Een paar schoten, die van de overzijde der Kroeng Daroe op
de patrouille werden afgegeven, brachten geen verliezen te weeg.
Uit het bivak trok overigens eerst de artillerie op Ketapan
Doewa terug, daarop volgde de infanteriebezetting, telkens sec-
tiesgewijze het vuur van naderende Atjehers beantwoordend.
4^ u. n.m. waren allen binnen Ketapan Doewa.
Hiermede waren de operatiën tegen Toekoe Oemar geëindigd.
De gewezen panglima Prang besar had zijn heil in de vlucht
gezocht en zich met een deel van zijn aanhang in Lepong in
veiligheid gesteld.
Op verzoek van den Regeeringscommissaris had de marine
den 2oen Mei dit landschap flink onder vuur genomen, ook alweer
met het doel onzen vriend het verblijf aldaar ondoenlijk te maken.
Generaal Vetter seinde den 26e reeds aan de Regeering, dat vol
gens ingekomen berichten het snel en beslissend optreden onzer
zijds een grooten indruk op de Atjehsche bevolking gemaakt had.
Zijne Excellentie achtte het in die dagen behaalde succes op
Toekoe Oemar's sterke, geoefende, goed versterkte en goed be
wapende bende, zeer bevredigend en deed van zijne tevreden
heid in een dagorder blijken.
Den volgenden dag, 28 Mei, werd eveneens bij dagorder ter
kennis van Land- en Zeemacht in Atjeh gebracht, dat het Hare
Majesteit de Koningin en de Koningin Regentes behaagd had
bij telegram Hoogstderzelver gelukwenschen met het behaalde
succes, deelneming met het verlies van hen die sneuvelden en
beste wenschen voor het herstel der gewonden te betuigen.
Omtrent de door de Atjehers geleden verliezen waren de op
gaven onzeker.
Bij Lamtengah en Lam Isi waren den 23en nog al wat dooden
in onze handen gebleven.
Dien dag zou er alleen bewesten den weg Lamdjamoe
Pakan Badak een 78 tal gesneuveld zijn.
Den 28en Mei werd der Regeering getelegrafeerd, dat, volgens
berichten van verschillende zijden, Oemar's broeder Toekoe-
Mangoer en vele zijner onderaanvoerders, alsmede Ketjik Bintang,
vroeger de aangewezen opvolger als commandant van het legioen,
gesneuveld waren.
Dl, I, 1906.