137 De meeste der voor militaire doeleinden gebezigde motorwagens zijn explosieautomobielen met benzine of spiritus; spiritus voldoet minder goed dan bezine, omdat de mede te voeren hoeveelheid grooter moet zijn, bovendien kan een spiritusmotor benzine niet ontberen om in werking te komen. De stoomwagen wordt gaandeweg vervangen door de explosie auto, daar de vroeger aan de eerste toegekende voordeelen, betrek kelijke geruischloosheid en geleidelijk aanzetten, meer en meer eveneens door den benzinewagen worden bereikt. Electrische automobielen komen om vroeger reeds gemelde re den niet voor militaire doeleinden in aanmerking. Aanvankelijk werd voor het leger de lichte wagen in voitu- rette vorm met een motor van 4 a 6 paardekrachten gebe zigd, doch deze is in de laatste jaren geheel verdrongen door wagens in phaeton-, dubbel-phaeton- of breakvorm voor 4 a 6 personen met krachtigen motor 21/2 3 paardekrachten per persoon). Personenauto's kunnen over wegen en sommige terreinen (in heuvel- en bergland) vlugger voortkomen dan paarden en alhoewel moet worden toegegeven dat er nog vele terreinen zijn, begaanbaar voor paarden, doch ontoegankelijk voor motorwagens, wordt het niet onmogelijk geacht, dat de toekomst automobielen brengt, die in dit opzicht voor paarden maar weinig behoeven onder te doen. Door den Directeur der Cannstatter Daimler Werke, die met een motorwagen van 60 paardekrachten in 1903 aan de groote manoeuvres in Saksen deelnam, worden de volgende eischen aan een militairen personenautomobiel gesteld 1). 1. De motor moet zoo sterk zijn, dat het mogelijk is slooten met niet te steile kanten te nemen en over pas bewerkte akkers te rijden. 2. Een grootere snelheid dan 50 K.M. per uur is niet noodig. 3. De kleinste snelheid moet toestaan troepen te voet te volgen, zonder dat het koelwater of de motor bovenmatig verhit wordt. 4. De motor moet steeds een zeer rustigen gang hebben om paarden niet te doen schrikken. 1) Mitteilungen 1904. ErsteB Heft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 149