147
le gedekt tegen gezicht naar de stelling te marcheeren;
2e de stelling meermalen zoodanig te kiezen, dat alleen van
de indirecte richting kan worden gebruik gemaakt;
3e uit eigen organen te voorzien in den verkenningsdienst.
Deze omstandigheden hebben zich in de laatste jaren zoo
sterk doen gevoelen, dat bijna in alle Europeesche legers de
behoefte aan verkenningen, uitgevoerd door en ten behoeve
van de artillerie, er toe geleid heeft afzonderlijke organen, spe
ciaal daarvoor opgeleid, aan de batterijen toe te voegen.
Die verkenningen omvatten
le den opmarschweg der batterijen;
2e de waarneming naar 's vijands zijde gedurende den op-
marsch, bij het in stelling zijn en bij het veranderen van stelling;
3e de waarneming van het doel, ten einde inlichtingen te
verschaffen betreffende: uitgebreidheid, formatie, aard van het
terrein, waarop het zich bevindt.
De a. v. d. omvat dus alle handelingen, die noodig zijn om de
artillerie tactisch en technisch juist den weg te wijzen naar hare
stellingen, van daar uit de meest gewichtige doelen in verband
met het aanvals-(verdedigings-) plan van den algemeenen bevel
hebber—onder vuur te nemen, voor de eigen veiligheid te zorgen
en maatregelen voor te bereiden bij het veranderen van stelling.
Met dit doel voor oogen kan het onderwerp, dat ons thans
bezighoudt, kort, eenvoudig en toch volledig worden behandeld.
Uit de gebezigde omschrijving van het doel van den a. v. d.
blijkt tevens, dat de ordonnansendienst een onderdeel daarvan
uitmaakt, want de uitkomsten van de verkenningen moeten im
mers te bestemder plaats worden bekend gesteld, terwijl de be
velen tot het uitvoeren van dien dienst ook moeten worden over
gebracht.
In verband met het aangegeven doel van den a. v. d. blijkt,
dat alleen bereden personeel daarbij te gebruiken is, maar ook,
dat dit personeel eene bijzondere opleiding noodig heeft, zal
bedoelde dienst goed worden verricht. Ik acht het volkomen
overbodig en alleen tijdroovend om allen, die uit hoofde van hun
functiën bereden zijn, daarin te oefenen, dus ook hen die geen
bewijzen geven van aanleg voor den verkenningsdienst.