150
gedurende den opmarsch naar de stelling, de artillerie niet voor
onverwachte hindernissen komt te staan. Het spreekt van zelf,
dat bepaald zoeken naar den weg niet kan voorkomen, als kaar
ten van het terrein aanwezig zijn. Worden de batterijen uit
de marschcolonne opgeroepen, dan is al vastgesteld waar de
stelling zal worden ingenomen; de artilleriecommandant kan dus
ook aangeven langs welke wegen naar de stelling zal worden
gereden. Het vóór komen en afdraven van tien kilometers en
meer, zooals zich bij groote troepenafdeelingen kan voordoen,
voor dat de artillerie bij de stelling komt, doet zich bij ons niet
voor. Hoogstens zal 2 a 3 K.M. afgelegd moeten worden, voor
dat de batterijen te bestemder plaats zijn, zoodat de terrein
verkenning geen langdurig beslag op de verkenners legt.
Het tweede gedeelte van de taak der terrein verkenners, n.l.
het tijdig melden van de aanwezigheid van vijandelijke afdee-
lingen, die de batterijen op korten afstand onder vuur zouden
kunnen nemen of haar verrassend met het blanke wapen zouden
kunnen aanvallen, eischt eveneens, dat de patrouilles de batterijen
voorafgaan. Zij worden dan naar de bedreigde zijde van de artil
leriecolonne gezonden en verrichten in front en flank den veilig
heidsdienst door, verband houdende met de patrouille die de be
gaanbaarheid van het terrein onderzoekt, op den buitenvleugel
der batterijen het terrein, liefst van uit hooge, goed uitzicht ge
vende punten, te overzien en aldus, sprongsgewijze vooruitgaande,
doch steeds in verband met de batterijen blijvende, tegen overval
lingen te waken. Krijgen de verkenners vuur, of in het algemeen,
ontstaat er voeling met den vijand, dan wordt daarvan onmid
dellijk bericht; tevens wordt de verkenning voortgezet zonder
het verband met de patrouille, die de begaanbaarheid van het
terrein verkent, te verliezen. Aangezien bij goede veiligheids
maatregelen voor het geheel, de artillerie weinig gevaar loopt
en bij den opmarsch van de artillerie, althans bij onze gevechts
verhoudingen, de batterijen uit de hoofdmacht zullen worden
genomen en zij dus achter de voorhoede tot het gevecht worden
ontwikkeld, bestaat er niet veel gevaar voor overvallingen. Eén
patrouille, die de marschrichting verkent en bovendien, wan
neer de eigen troepen zich nog niet voldoende zijwaarts heb
ben ontwikkeld, één, hoogstens twee patrouilles op de bedreigde