157 Den 14en September om half zes 's morgens begon de tocht, om streeks negen uur werd de kust verlaten en te 1 u. 40' aan de Slaten een bivak betrokken. Noch die dag noch de volgende, waarop na een z war en marsch door het gebergte van 's morgens half zeven tot 's avonds kwart over zes Roemberoe bereikt werd, kenmerkte zich door bijzondere wederwaardigheden. Roemberoe, een twintigtal huizen tellend, bleek grootendeels verlaten, slechts enkele Alfoeren waren in den kampong aan wezig, het hoofd (kapitan), genaamd Saboen, zou volgens deze lieden naar de kust zijn om sago te kloppen. Eenige bewoners werden uitgezonden om hem te roepen. Dien ganschen dag ver scheen Saboen niet, wel echter kwamen enkele mannen uit het met Honitetoe bevriende Lohia, die zich blijkbaar op de hoogte wilden stellen van de sterkte onzer troepen. Later werd van de troepen te Kairatoe vernomen, dat diezelf de Saboen getracht had dat detachement te verleiden tot een opmarsch langs den geducht versterkten en door springlansen en randjoes onveilig gemaakten weg van Kairatoe naar Honi tetoe en dit wel onder voorwendsel, dat de uitgerukte colonne op ernstigen tegenstand gestuit was. Om ruim 6 uur 's morgens van den 17en werd in de richting van Honitetoe afgemarcheerd, nadat even te voren een waarschu wing ontvangen was van een latoe van het bevriende Manoe- samanoewe om van den tocht af te zien. Men kon toen het doel van den tocht flauw tegen de helling van het gebergte zien liggen, een vijftal bergruggen bevonden zich echter tusschen die negory en Roemberoe. Met drie brigades als voorhoede, waarvan de middelste ge splitst was in twee halve, die 20 Meter tusschenruimte hielden, terwijl de beide andere rechts en links van deze een afstand van 40 Meter onderhielden, werd in een breed front voorwaarts getrokken. De bestaande voetpaden werden vermeden. De rest der colonne volgde op ongeveer 50 Meter achter de voorhoede, één brigade marcheerde achter den trein. Om half negen werd de „Kwa", de grensrivier van het Ho- nitetoesche, overgetrokken; te ongeveer half twaalf vielen plot seling een zestal schotentwee Europeesche fuseliers werden levensgevaarlijk gewond.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 169