162
vel trachtten te beletten, verlieten telkens hunne stellingen,
zoodra zij zich in flank of rug bedreigd achtten. Hun vuur kostte
ons twee lichtgewonden, n.l. den colonnecommandant, die door
een matten kogel aan den voet getroffen werd en een dwang
arbeider. De inspanning, welke dien dag van den troep ge
vorderd werd, was buitengemeen groot en geen wonder, want
voortdurend hadden kleine benden van 25 man gunstig ge
kozen punten bezet en moesten, hetzij met salvo's, hetzij met
de bajonet, verjaagd worden.
Het uitdagend krijgsgeschreeuw klonk van alle zijden en
soms van zoo nabij, dat de woorden door de gidseo verstaan
werden. Naast verwenschingen tegen de „compenie", werden
vervloekingen geuit tegen de lieden van Koemberoe, die den weg
gewezen hadden. Hieruit werd begrepen, dat de colonne op het
goede pad was.
Eindelijk om kwart over twaalf, nadat ook de achterhoede
nogmaals door een bende beschoten was, werd een kampong be
reikt, die overhaast door de bewoners verlaten was. Van den
overkant van een ravijn onderhield de vijand, die, naar het ge
schreeuw te oordeelen, minstens 100 man sterk moest zijn, een
levendig vuur op de colonne.
Van rust kon geen sprake zijn, voorwaarts ging het, om ook
thans den vijand te verjagen. Hiertoe daalden twee brigades
in breed front in het ravijn af, terwijl beide vleugels door een
halve brigade, die uit de flank marcheerde, gedekt werden. De
beide brigades beantwoordden het vuur met een paar salvo's, om
daarna de rivier te doorwaden en in één loop, zonder vuren, den
tegenoverliggenden ravijnwand te beklimmen.
Deze was ongeveer 150 Meter hoog.
De vijand werd verdreven met achterlating van drie dooden,
waarvan één met wapens; talrijke bloedsporen wezen op meer
dere verliezen.
Het was voor de eerste maal, dat de vijand gesneuvelden in
onze handen liet, hetgeen voor de Alfoeren, uit vrees voor kop
pensnellen, ongetwijfeld op groote verliezen wees. Ook een ge
weer, een wapen, waarop de Alfoer steeds trotsch is en dat hij
uitstekend onderhoudt, alsmede een parang, versierd met een
haarlok van een gesnelden vijand, werden buitgemaakt.