164 overgang met steile oevers, die door den vijand verdedigd werd, geforceerd worden, later in breed front tegen den op een heuvel gelegen kampong Oersana opgerukt worden. Ook nu weer vluchtten de verdedigers overhaast; de talrijke wolfskuilen, elk van 4 of 5 randjoes voorzien, waarmede de ne gorij bezaaid was, bezorgden den onzen gelukkig geen gewonden. Terwijl de trein opsloot, werd luitenant Koster met drie bri gades op verkenning uitgezonden. Nauwelijks had deze afdee- ling den kampong verlaten of ze werd van achter eene verhak- king, die zich over een grooten afstand aan weerszijden van den weg uitstrekte, onder vuur genomen. Thans hield de vijand zoolang stand, dat Koster van zijn revol ver kon gebruik maken. Yoor men evenwel door de versper ring was heen gedrongen, wist de vijand, zijne gewonden mee slepende, te ontkomenéén lijk viel in onze handen. Om 11 uur werd een breed, klaarblijkelijk druk beloopen, pad gevondenin de richting, waarin het voerde, werd, met vermij ding van het pad, opgerukt. Een uur later moest nogmaals een kampong (eveneens Oer sana geheeten) bestormd worden, de tegenstand werd echter belangrijk minder. Een tweetal heuvels werden nog wel ver dedigd, doch na een twintigtal slecht gerichte schoten ijlings verlaten. Toen viel een zware regen, die het vuren voor de Alfoeren blijkbaar onmogelijk maakten, zij lieten althans de colonne ongemoeid haren marsch vervolgen. De moeilijkheden van het terrein namen echter zoo mogelijk nog toe. De roode klei, die door den aanhoudenden regen in een zuigende papperige massa was veranderd, maakte het loopen langs de hellingen bijna onmogelijk. Rillend van koude en van onder tot boven bemodderd, vervolgde de colonne langzaam haren tocht. Om ongeveer vijf uur werd een op een heuvel gelegen verster king bereikt, die verlaten bleek. Het werd later duidelijk dat deze wel voor verdediging bestemd was, want niet alleen was de weg daarheen over eenige honderden meters versperd en het terrein over dezelfde breedte opengekapt, maar ook bleek uit het ge schreeuw van de Alfoeren, waarvan enkelen sluipenderwijze trachtten te naderen, dat oneenigheid tusschen bewakers en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 176