165
verdedigers der benteng oorzaak was, dat deze door de onzen
onbezet was gevonden.
Het was bijna donker geworden en reeds waren plannen ge
maakt om te bivakkeeren, toen eenige huizen in een nabij gele
gen ravijn werden opgemerkt. Luitenant Wefers Bettink met
3 brigades rukte op verkenning uit en vond een kampong, waar
uit hevig gevuurd werd. Toen echter de versperring met moeite
opgeruimd en de negorij stormenderhand genomen was, bleek
uit de verheugde uitroepen van enkele inlandsche fuseliers, die
destijds den tocht onder luitenant Sachse naar Honitetoe hadden
meegemaakt en thans de negorij herkenden, dat eindelijk na vijf
volle marschdagen het doel van de excursie bereikt was 1).
Den colonnecommandant werd spoedig bericht gezonden. Nog
voor donker was de vijand geheel uit de ruim 1 K.M. lange ne
gorij verjaagd, was het terrein daaromheen eenigszins openge-
kapt en een bivak voor dien nacht in gereedheid gebracht. Bij
de vervolging was een inlandsch fuselier door een randjoe ver
wond.
Voorloopig werd besloten Honitetoe te blijven bezetten, ten
einde de bevolking van het Tala-gebied te dwingen zich te on
derwerpen.
Om den last tot het opvoeren van levensmiddelen over te
brengen, werden 3 dwangarbeiders, die zich vrijwillig aangeboden
hadden, langs den directen weg naar Kairatoe gezonden. Een
detachement onder luitenant Wefers Bettink volgde, om zoo
mogelijk halverwege de vivres in ontvangst te nemen. Ook deze
weg was over het grootste gedeelte in staat van verdediging
gebracht met springlansen, randjoe- versperringen, verhakkingen,
schietstanden en versterkingen. Thans liet echter geen vijand
zich zien.
Hinderlagen en verkenningen, gedurende de volgende dagen
van uit Honitetoe uitgezonden, bemerkten evenmin meer iets van
de Alfoeren, die echter nog wel in de nabijheid van het bivak
1) Het was voor de derde maal, dat eene colonne deze plaats bezocht, eerst in Fe
bruari 1866, toen 2 afdeelingen van af de Noord- en Zuidkust in het binnenland door
drongen en de Zuid-colonne Honitetoe verlaten vond (I. M. T. 1871 blz. 622), hoewel de
toe gangswegen van verdedigingsmiddelen voorzien waren, voor den tweeden keer in Juli
1904 onder luitenant Sachse en thans voor de derde maal.