168
Eerst den 25en October vertrok eene colonne van 50 man infanterie
en 21 man hulptroepen naar Lapilaitoto, een der negorijen van den Nisa-
wélé-stam, dat den 27en d.a.v. bereikt en na een vrij ernstig verzet en
ten koste van 20 gewonden genomen werd.
Hoewel ook de beide andere negorijen, tot Nisawélé behoorende, volgens
ingewonnen berichten ons vijandig gezind zouden zijn en ook de arres
tatie van de medeplichtigen aan den moord mislukt was, werd toch tot
terugkeer naar Wahaai besloten. Gedurende den terugmarsch werd de
colonne eenige malen met pijlen beschoten.
Den 4en November kwam men te Wahaai aan en ongeveer een maand
later keerde de versterking der bezetting naar Ambon terug.
Het einde van 1904 en het begin van 1905 kenmerkten zich door een
toestand van rust. Het scheen alsof de Alfoeren voortaan in vrede met
het gouvernement wenschten te leven, o a. bleek dit uit net feit dat eene
schadevergoeding, in September 1904 door de colonne van Piroe na den
tocht naar Roemah Soal opgelegd, voldaan werd.
In den algemeenen toestand tusschen berg- en strandbewoners in West-
Ceram was evenwel niet veel verandering gekomen, do verhouding bleef
gespannen. Voortdurend werden de strandnegorijen verontrust door Berg-
Alfoeren, die wilden koppen snellen.
Ten einde hierin verandering te brengen en meer actief in de binnen
landen te kunnen optreden, ging de mobiele colonne van Ambon, sterk
4 officieren en 150 man, den 2en Juni 1905 naar Wahaai over. De
commandant dezer colonne werd tevens belast met de algemeene leiding
op civiel zoowel als op militair gebied in de drie afdeelingen West-Ceram,
Wahaai en Amahai.
In de eerste plaats zou opgetreden worden tegen Honitetoe, waarvan
de hoofden ons blijkbaar minder goed gezind waren, hetgeen daaruit viel
af te leiden, dat zij bij de overgave van het bestuur van West-Ceram
in Maart 1905 niet hunne opwachting waren komen maken. Alle andere
hoofden waren daarbij tegenwoordig geweest.
Ter voorbereiding van een tocht naar Honitetoe, werd het aan de Zuid
kust gelegen Kairatoe bezet door een detachement van Piroe, ter sterkte
van 1 officier en 31 man. Later werd deze sterkte tot 51 man opgevoerd.
Het doel van deze bezetting was om den Berg-Alfoeren het verkeer met
de kustplaatsen te bemoeilijken, om eenige wegen langs de kust in gereed
heid te brengen en om later van daaruit vivres op te voeren naar het
binnenland. Mede ter bevordering van het eerste doel, werd medio Sep
tember een detachement van 1 officier en 30 bajonetten van Ambon
gelegerd nabij de mondingen der Tala-rivier.
Den 12en Augustus marcheerde een colonne, bestaande uit 4 officie
ren, 27 minderen en 88 dwangarbeiders, van Wahaai af met het doel