172 - en uit het antwoord: Zonder noemenswaardigen tegenstand der Volksvertegenwoordiging kwam het onderwerpehjke grondwetartikel tot stand on als gevolg daarvan in 1851 een viertal wetten, regelende het bevorderen, ontslaan en op pen sioen stellen van de militaire officieren, zoomede tot regeling der mili taire pensioenen, resp. voor de Zee- en de Landmacht. Schrijver vestigt er dan de aandacht op, dat eerstbedoelde wet voor de Landmacht tot hare vervanging door de zg. „Bevorderingswet van 1902" slechts twee keer in 1855 en in 1880 wijziging onderging Voorts wijst bij op de anomalie, welke zoolang voor Indië geen regeling der bevordering enz. bij de wet is vastgesteld bestaat door de bepaling in de „Bevorderingswet van 1902" dat de regelen voor het ontslag en het op nonactiviteit stellen niet toepasselijk zijn op de tijdelijk bij het Indische leger dienende Nederlandsche officieren. Immers daardoor zien deze offi cieren gedurende hunne detacheering hunne wettige rechten vervangen door gedeeltelijke onderwerping aan de voor de Indische officieren, niet bij de wet vastgestelde bepalingen Overgaande tot de bespreking van artikel 42 1) van het Regeerings- reglement, welk artikel de regeling der positie van de Indische officieren beheerscht, herinnert schrijver aan het gemeenschappelijke van den naam „algemeene verordeningen" voor wetten, koninklijke besluiten en kolo niale ordonnantiën. Omtrent de vraag of de niet speciaal aangegeven koloniale onderwerpen door den rijks wetgever behooren geregeld te wor den, beslist slechts ingevolge Art. 61 der Grondwet het antwoord op de andere vraag of „de behoefte daaraan blijkt te bestaan." „worden geschonken. Dat zij, die hun leven aan de gewapende verdediging van „hun vaderland toewijden, op bescherming tegen willekeur de hoogste aanspraak „hebben, kan niet twijfelachtig zijn. De pligtvervulling, gelijk de olFeri, die „van hen worden gevorderd, zijn zoo uitsluitend, dat het hun, miskend of ter „zijde gesteld, doorgaans niet, als aan andere ambtenaren, mogelijk is zich zelve „te helpen of in nieuwe werkzame betrekkingen met de burgermaatschappij ver goeding te vinden" „De Regeering heeft na ernstige overweging begrepen, dat aan de Nederland- „sclie krijgsmacht gelijke waarborgen als bij de wetgeving van andere landen „behooren te worden verleend. Dat zij" 1) Art. 42 R. R. luidt „De Gouverneur-Generaal is opperbevelhebber van de in Nederlandsch-Indië aanwezige „landmacht. „In Nederlandsch-Indië worden de officieren door den Gouverneur-Generaal benoemd. Zij „worden door hem bevorderd en ontslagen op den voet bij algemeene verordening bepaald. „De regelen omtrent hot toekennen van pensioenen en gagementen worden bij alge- „meene verordening gesteld."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 184