202 En zoo is het met bijna alle tactische vraagstukken waar over gestreden wordt; aan alle ligt voornamelijk het ideaal ten grondslag om de opleiding op het exercitieveld in schematische banen te leiden. De aanvalsvormen zijn uitsluitend afhankelijk van den oogen- blikkelijken toestand; elke denkbare vorm kan onder omstan digheden de doelmatigste zijn. Elk dezer vormen heeft zijn voor- en nadeelen. Zoo heeft de z. g. Buren-Angriff, d. w. z. het gaandeweg naderen van de tegenpartij met zeer kleine af- deelingen, het nadeel dat hij veel tijd vereischt, geringen moreelen indruk op den tegenstander teweegbrengt, het eigen vuur on derbreekt en moeilijk te leiden is; daartegenover het voordeel, dat het terrein tot het uiterste benut kan worden en dat de eigen verliezen verminderen, wanneer met korte sprongen voor waarts wordt gegaan. De aanvaller heeft de keuze tusschen al deze aanvalsvormen, de omstandigheden bepalen de keuze. Wat betreft de sterkteverhouding van de tirailleurlinie en de ondersteuningstroepen, zij opgemerkt dat hoe grooter de waar schijnlijkheid is dat de eerste aangevuld zal moeten worden, des te spaarzamer moet men zijn met het inzetten der eerste tirailleurs. Hoe grooter echter de mogelijkheid is om door snel vooruitdringen met sterke tirailleurliniën in den kortst moge lijken tijd de beslissing te verkrijgen, des te beter is het om het grootste deel der compagnie, ja de geheele compagnie, in eens in te zetten. De taak, die men der reserve toegedacht heeft, beslist of de ze zal bestaan uit gedeelten der in voorste linie optredende compagniën, dan wel uit afzonderlijke compagniën. 2e. Juistheid en vuursnelheid bij het gevechtsschieten der infanterie (M. W. No. 30). Iemand, bij wien de opleiding de overtuiging jheeft gevestigd, dat ieder goed gericht schot treffen moetzal niet licht een slecht gericht of ongericht schot afgeven. In het gevecht echter hangt de uitwerking niet alleen van de juistheid af. Zoo is bij het gebruik van een verkeerd vizier de uitwerking te geringer, naar mate de juistheid, d.w.z. de dichtheid van den bundel, grooter is. Naar aanleiding hiervan, zegt de schrijver, kan de vraag gesteld

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 214