- 222
(waarbij dus de buitenzijde van het draagkussen als een cylinder
en de binnenwand van de mand als een plat vak beschouwd is) en
u de hoek tusschen het draagoog N en een horizontaal vlak, dan
werken op het draagkussen aan weerszijden de volgende krachten:
le. De spanning S in het draagoog N, aangrijpende in den
draaghaak M.
2e. De druk D welke door de draagmand op het kussen
wordt uitgeoefend, aangrijpende in het punt O. Deze kracht werkt
dus volgens de normaal van het draagkussenvlak (de wrijving-
buiten beschouwing latende) of, wat hetzelfde is, loodrecht op
HL. Omtrent deze krachten valt het volgende op te merken.
De beide krachten S werken symetrisch ten opzichte van het
midden van den ijzeren bok, welke in dit geval als een onveer
krachtig lichaam is te beschouwen.
Zij geven dus een resultante R 2 S sin.
welker richting verticaal is en die het midden wan den bok als
aangrijpingspunt heeft. Deze kracht wordt dus in den volsten
zin des woords door het paard gedragen. De beide krachten D
werken op het samenvouwbare kussen en oefenen dus, elk onaf
hankelijk van de andere, een druk D uit op £e ribben van het
paard. Zij nu in fig. 2 HIKL de dwarsdoorsnede van een op
gehangen, beladen draagmand, waarin S weder de spanning in
het draagoog, aangrijpende in een willekeurig punt A. van de
mand, D de reactie van den druk van de mand tegen het draag
kussen, aangrijpende in het punt O (zie ook fig. 1), G het ge
wicht van de mand, aangrijpende in het zwaartepunt Z en (3 de
hoek, welke de binnenwand van de mand met de verticaal maakt.
Ontbinden we nu de krachten S en G elk in twee andere krach
ten, resp. Q en P, en G sin. (3 en G cos. j3, waarvan één even
wijdig aan en één loodrecht op de kracht D, dan moet voor het
evenwicht van de mand worden voldaan aan de volgende drie
vergelijkingen
P G cos. (3.
Q-f G sin. (3 D.
a P b Q cG sin. [3 dG cos. (3.
indien de afstanden der krachten P, Q, G sin (3 en G cos. (3 tot
het punt O resp. a, b, c en d worden genoemd. In deze verge
lijkingen P en Q elimineerende, vinden we voor D.