226
de totale breedte van het opgeladen paard wenschelijk is. De
minimumbreedte wordt bepaald door het doel, waaraan de mand
moet beantwoorden (aard der vrachten).
Als regel zal de sub IV bedoelde afstand de helft van de
breedte van de mand bedragen.
ad Y. Aangezien in verband met het onder II gezegde het
ophangpunt bepaald is, kan alleen aan dezen eisch worden vol
daan, door de manden zoo hoog mogelijk te doen zijn (de onder
kant van de mand mag echter in geen geval beneden den buik
van het paard uitsteken, om dit niet in zijne vrijheid van be
weging te belemmeren) en door het zwaartepunt van de dwars
doorsnede van de mand zoo laag mogelijk te nemen.
In verband met de practische bruikbaarheid verdient dan mijns
inziens een mand met rechthoekige dwarsdoorsnede de voorkeur.
Bij het bestaande draagkussen is a o, b 14 c.M., c 1
c.M., d 15 c.M., (3 26° 1). Aan bovengenoemde eischen wordt
dus slechts in geringe mate voldaan. Substitueert men dan ook
deze waarden van a, b, c enz. in de vergelijkingen (1) en (2), dan
vinden we voor D en R, zoo G 30 K.G. is, resp. 41 K.G. en
24 K.G.
We zien hieruit, dat R veel kleiner is dan zij zou mogen zijn,
doch tevens, dat de krachten D betrekkelijk zeer groot te noe
men zijn. Weliswaar werkt zulk een kracht niet uitsluitend
op de beschrijvende lijn volgens welke de mand het draagkus
sen aanraakt, daar in de werkelijkheid deze aanraking over een
meer of minder breed vlak plaats heeft, doch de werking van
de kracht D zal zich toch om genoemde beschrijvende lijn con-
centreeren.
Verreweg het grootste gedeelte der drukkingen komt dan ook
ter hoogte van deze beschrijvende lijn voor, hetgeen na boven
staande beschouwingen geene verwondering meer kan baren.
Tevens is het duidelijk, dat verandering in de vulling der draag-
kussens geen afdoende verbetering zal kunnen aanbrengen.
1) Deze gegevens zijn door mij opgemeten aan een op een ingedragen draagkussen
gehangen mand. Omtrent de ligging van het zwaartepunt is aangenomen, dat dit op
20 c.M. boven den bodem der mand ligt; de totale hoogte van de mand, welke een
trapeziumvormige dwarsdoorsnede heeft, bedraagt weliswaar 45 c.M., doch als regel zal deze
bij een belasting van SO K. G. niet geheel gevuld zijn.