248 „lijk (Militaire) Commandanten en de betrokken Afdeeling van „het Departement van Oorlog." Het bezwaar van de hiërarchieke verhouding is ondervangen door een verwijzing naar de practijk; het bezwaar van bestaan de bepalingen is te ondervangen door deze waar noodig af te schaffen, dan wel ze toe te passen op den grondslag van besparing van overbodigen, dikwerf stagnatie veroorzakenden arbeid. Als toelichtingen voor dit laatste moge aangevoerd worden het indienen van engagementsbescheiden, hetgeen ik rechtstreeks door de Plaatselijk (Militaire) Commandanten aan de betrokken Afdeeling van het Departement van Oorlog zou willen doen geschieden. In de Algemeene Order No. 150 van 1903 staat echter als laatste zin van Artikel 3: „De Gewestelijk Militaire Comman danten houden het oog op de belangen der werving in hun Commandement." Welnu, deze belangen kunnen toch evengoed bevorderd wor den als de Afdeelingscommandant met de aanbieding van de engagementsbescheiden niets te maken heeft. Ja, maar de Plaatselijk (Militaire) Commandant kan de beschei den foutief doorzenden en dan moet het Legerbestuur, dat wil zeg gen de betrokken Afdeelingschef van het Departement van Oor log (dat is één en dezelfde persoon met den Wapenchef), deze stukken voor redres terugzenden, met voorbijgang van den di- recten chef, den Afdeelingscommandant. Deze tegenwerping kan niet als bezwaar gelden, omdat, zoo- als hiervoren reeds vermeld is, ook bij reëngagementen en der gelijke meer, van onderofficieren en minderen tot het Wapen der Infanterie behoorende, de Afdeelingscommandant, dat is de directe chef, buiten de zaak gehouden wordt. Het remmende van de schijf „Afdeelingscommandant," als ik het zoo noemen mag, komt juist dezer dagen aan het licht, nu bij de invoering van het nieuwe Pensioenreglement tal van verzoeken om inlichting worden ingediend, waarover de Afdee lingscommandant wél zijn gedachten kan laten gaan, maar zon der succes, omdat, waar het de interpretatie van eenig artikel van dat Reglement geldt, diegene de beste papieren heeft, die in het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 260