257
Aan deze beide redenen is het waarschijnlijk toe te schrijven, dat de
heer Boon zich heeft laten verleiden om zijn arbeid zoo breed op te zet
ten, dat een werk verkregen is, dat m.i. ten onrechte den titel van „leer
boek" voert en beter als „handleiding" ware aan te duiden. Vermoe
delijk is dit ook de bedoeling geweest, want reeds in het voorbericht
wordt er op gewezen, dat het boek niet alleen bestemd is om gebezigd
te worden bij het onderwijs der cadetten, doch dat het tevens zou kun
nen dienen voor vele officieren van het Ned. Oost-Indische leger.
En zoo is het, een blik op de inhoudsopgave overtuigt er ons al dade
lijk van, dat Boon's militaire aardrijkskunde van N. O. I. een werk is,
dat als handleiding bij voortgezette studiën goede diensten zal kunnen
bewijzen.
Een eerste moeilijkheid, waarop de schrijver bij zijn arbeid gestuit
moet zijn, is de beantwoording der vraag, wat onder militaire aardrijks
kunde, wat onder militaire statistiek moet worden verstaan, Wel vond
hij hiérbij voorlichting in Plantenga's „Inleiding tot de studie der mili
taire aardrijkskunde en statistiek" en nam hij ook diens definitie van
militaire aardrijkskunde over, doch deze laat veel ruimte over voor meer
dere of mindere uitbreiding en bakent den te volgen weg met scherp af.
Deze definitie nu luidt: „militaire aardrijkskunde is de wetenschap, wel
ke ons de aarde doet beschouwen als het tooneel van vroegere of toe
komstige oorlogen, die dus de betrekkingen opspoort, welke er tusschen
*de geographische toestanden en den oorlog bestaan."
Meer °nog dan bij de militaire aardrijkskunde is bij de statistiek ge.
legenheid om op zijwegen te geraken, want beschouwt men als tot deze
wetenschap te behooren elke tabel of statistische opgave, waarin gege
vens over militaire onderwerpen voorkomen, dan beweegt men zich reeds
spoedio- op het terrein van legerverpleging, voedingsleer, leer van het
krijgswezen, stafdienst enz.; laat men dergelijke tabellen weg, dan is een
enkele bladzijde voldoende om op het nut te wijzen van tabellarische ge
e-evens, aangevuld door enkele voorbeelden en door een opgave van de
beste methode om ze door gemakkelijke (graphische) voorstelling voor
anderen bruikbaar te maken.
De schrijver is evenwel met deze laatste al te eenvoudige oplossing
niet tevreden geweest, doch heeft zijn arbeid bezaaid met een groot aantal
statistieken, die met de toelichtende beschouwingen veel plaats in beslag
nemen.
In de inleiding geeft de heer Boon zeer duidelijk rekenschap van de
reden, waarom militaire aardrijkskunde en statistiek tot één studievak
vereenigd worden.
De geographische factoren toch, uit een militair oogpunt van belang,