272 Staf: kapitein v/d. generalen staf G. C. H. v. Daalen. Adjudant: le luitenant adjudant Bekker. Infanterie. 6e Bataljon (commandant majoor Okhuizen.) Sterkte: 14 officieren, 393 minderen en 1 officier van gezondheid met ambulance. 7de Bataljon (commandant majoor Jacobs.) Sterkte: 15 officieren, 397 minderen en 1 officier van gezondheid met ambulance. Cavalerie. 1 peloton (commandant luitenant J. P. Gen til) Sterkte: 30 minderen (met inbegrip der ordonnansen). Artillerie. twee sectiën bergartillerie (commandant kapitein Kempers). Sterkte: 1 officier en 1 adjudant o. o. d.d. officier, 61 minderen, 9 rijpaarden, 24 trek- en draagdieren, 1 mandoer en 12 dwangarbeiders met brugmaterieel, tandoes enz. 4 vuurmonden (96 Gr. 96 G. K. T, en 32 K.). Genietroepen. Een detachement (commandant luitenant adjudant E. J. de Rochemont). Sterkte: 33 minderen. Hare opdracht was de kampongs Kandang, Oleh-Loeng-Poenir, Le-Oe, Goeë-Gadjah en Tjabang te doorzoeken. De Daroe mocht niet worden overschreden, terwijl de colonne zich evenmin op de sawah voor Empeh-Bling mocht begeven. Vijandelijke versterkingen moesten worden genomen en ge slecht, het huis van T. Rayoet Empeh-Bling in Poenir, worden verbrand. B. Kesoemba, Djempa en Gendrian zouden zoo noodig van Ketapan-Doea onder geschutvuur worden genomen. De colonne mocht voorts niet terugtrekken, alvorens het bericht was ontvangen, dat de colonne van Heutsz op den te- rugmarsch was. 33/4u. v.m. waren de troepen bij het blokhuis Lam-Ara vereenigd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 284