274
Oost om te rijden. Wegens het zeer drassige terrein, moest
deze afdeeling zich echter weer bij het peloton voegen. Met
dezelfde opdracht ging zij nu van uit het N. der kampong Oleh-
Loeng en werd toen tegen 6 u. v.m. uit den Oostrand van Poenir-
West door een 10 tal Atjehers beschoten.
Eene patrouille van 4 ruiters, uitgezonden om de versterking
500 M. ten N. van Poenir-West te verkennen, kreeg daarbij
ook vuur van een paar Atjehers.
Bij het naderen der patrouille gingen zij echter op de vlucht.
In Kandang was inmiddels het wachthuis in de versterking
verbrand.
De algemeene reserve verplaatste zich 5 u 50 v.m. naar
den Noordrand van Oleh-Loeng. Vijf minuten later ontving de
colonnecommandant de eerste berichten van de cavalerie en
tegen half zeven van den majoor Jacobs de mededeeling, dat
Oleh-Loeng doorzocht was en de weinige bewoners, uit vrees
voor den troep, ongewapend de kampong verlieten.
De troep had westwaarts van Oleh-Loeng stelling genomen en
de door de cavalerie ontdekte Atjehsche versterking mede bezet,
terwijl ook de genietroepen derwaarts gezonden waren, om die
benteng op te ruimen.
Toen de cavalerie berichtte, dat zich in de sawah van Poenir-West
tal van vijanden vertoonden, deed de colonnecommandant de ar
tillerie nabij de door ons bezette versterking in batterij komen.
7 u. v.m. gaf de luitenant Gentil kennis, dat de benteng ten
N. van Le-Oe bezet was en dat hij niet vooruit kon.
Hem werd toen gelast in de richting Goeë-Gadjah te verken
nen, doch niet voor het front der artillerie te komendeze
zond een paar schoten naar Poenir-West, waardoor te half
acht het vuur daaruit ophield.
Van het 6de Bataljon had men intusschen taal noch teeken ver
nomen. Signalen werden niet beantwoord, ordonnansen kwamen
terug met de tijding dat het Bataljon niet te vinden was. Ein
delijk ten 7 u 30 v.m. werd het signaal „6de Bataljon, waar is
de chef" beantwoord.
Een kwartier later kwam het Bataljon te voorschijn in den
rug van het 7de Bataljon, dus uit Oleh-Loeng.