279 Waarden, een peloton cavalerie onder den len luitenant van Haaff, eene ambulance onder den officier van gezondheid 2e kl. P. J. Diephuis en een trein van 112 dwangarbeiders, van Keta- pan Doea een marsch langs den voet van het gebergte via Boekit Kasoemba, Lam-Pasei, Djempit en in een breed front door Lam- Asan, Lam-Gemoek, Lam-Isi, Lam-Man j an g, Lam-Tengah naar Lamtih. De troepen ondervonden vele terreinmoeilijkheden; daarom werd ook de sectie artillerie van Pakan-Badak via Lam-Djamoe naar Lamtih gezonden, om ten W. yan dien post eene goede op namestelling in te nemen. De cavalerie doorzocht ook nog Lam-Awi, dat onbezet wasT en te 10 u. v. m. [kon de terugmarsch via Lamtih aanvaard worden. Een Eur. fus. werd bij dezen marsch zwaar gewond. Het kappen werd op dezelfde wijze op 1 en 2 Juni voortgezet en liep op den laatsten dag te 2 u. n. m. af. De vijand loste geen schot. Ook werd een begin gemaakt met het afgraven der op 225 M. westelijk van Lam-Djamoe gelegen grafheuvels, waarachter onze tegenstanders zich vroeger steeds nestelden indien zij den post beschoten. Van de posten gingen weer verscheidene kleine patrouilles uit. Een er van vond op 31 Mei Tjot Paklat, eene oude Atjehsche versterking O. van Tjot Iri, bezet; de patrouille werd niet onder vuur genomen en vreemd genoeg de vijand ook niet verdreven, eene andere ging langs het zeestrand naar Koewala Gigieng en vond niets bijzonders, Een gunstig gevolg van ons optreden in de laatste dagen wasr dat een groot deel van het van de Noordkust overgekomen volk,, dat ook aan den strijd tegen ons in Groot-Atjeh had deel genomen, volgens den controleur van Sigli weer huiswaarts keerde, zeer teleurgesteld door de tuchtiging, toegediend aan Oemar, op wien zij al hunne hoop gevestigd hadden. Toestand in de XXVI Moekims. Na het aanvankelijk door onze troepen behaald succes, was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 291