293 valerie, die den volgenden dag eene verkenning naar Boekit Seboen maakte, te melden. De cavalerie ging daarbij door tot kampong Koeh, trof in de IY Moekims enkele bewoners aan, doch in de VI Moekims was alles nog verlaten. Een patrouille van 1 officier en 24 bajonetten, die van Boekit Karang met een 7 tal werkers naar de versterking Perampoean toog om die zoo mogelijk te slechten, werd op 100 M. van die benteng gekomen, door een 15 a 20 man, die haar bezet hadden onder vuur genomen en achtte het, toen zich ook gewapenden in de naastbij zijnde kampongranden vertoonden, geraden maar weer terug te gaan. Volgens de ingekomen berichten hield Toekoe Oemar zich in het dal van Lamtih aan de grens van Lepong en Lohong op. In de Lepongers stelde hij nu juist geen al te groot vertrou wen, zijne vroegere jegens hen gepleegde euveldaden waren daar niet vreemd aan. Goederen van waarde en geweren had hij in een dal van den Boekit Getal opgeborgen, natuurlijk op een niet al te vindbare plaats. Op de dagen 8 en 9 Juni schoot de marine weer eenige huizen in de nabijheid Missigit Lepong in den brand. Aan de buiten de geconcentreerde stelling gevestigde hoofden en bevolking was door het bestuur te kennen gegeven, dat zij bij troepenbewegingen kalm in hunne kampongs hadden te blij ven en stipt de bevelen hadden op te volgen, anders zouden zij als vijandig worden beschouwd. (Wordt vervolgd). A. Kruisheer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 305