296 comptabelen voor in hun beheer ontdekte tekortkomsten de vergoeding op te leggen. In een breed gemotiveerd besluit werd onder meer aange- teekend, dat deze bevoegdheid tot het opleggen van vergoedin gen niet geacht kon worden eenige inbreuk te maken op de hoor de Comptabiliteitswet verleende waarborgen van de rechten der comptabelen, daar het dezen, wilden zij de herziening van het vergoedingsbesluit door de Algemeene Rekenkamer niet af wachten, vrijstond hunne bezwaren tegen de belasting onver wijld te onderwerpen aan het oordeel van den Gouverneur- Generaal, die, na ingewonnen advies der Algemeene Rekenkamer, daartoe termen vindende, het belastingbesluit kon opheffen dooi de tekortkomsten voor rekening van den lande te nemen. Verder herinnert eene Gouvernementsmissive van 3 Maart 1874 (Bijblad no. 2709) er aan, dat de voorloopig opgelegde vergoeding den loop niet mag stuiten van het omtrent de be trokken administratie te voeren proces. Het woord proces is hier geenszins misplaatst, daar inder daad het doen van rekening en verantwoording door comptabelen aan de Algemeene Rekenkamer beschouwd kan worden als een voor dat college in het hoogste ressort gevoerd proces, hetwelk in geval van te kort eindigt met een „In Naam des Konings" uitgevaardigd belastingbesluit, dat kracht van vonnis heeft. Van af 1872 heeft men dus, door het uitvaardigen van ad ministratieve bepalingen, getracht aan een leemte in de wet te gemoet te komen. Dat de getroffen maatregelen niet afdoende waren en faalden, zoodra de door de administatieve autoriteit opgelegde vergoe ding niet langs minnelijken weg kon worden ingevorderd, bleek in 1882. In dat jaar verklaarde de raad van Justitie te Batavia zich onbevoegd, om kennis te nemen van eene door de Regeering van Ned.-Indië ingestelde vordering tegen een comptabele, aan wien door eene administratieve autoriteit de voorloopige vergoe ding was opgelegd en welke comptabele begonnen was met zijne goederen te verduisteren. In haar vonnis van 7 April 1882 overwoog het rechtscollege o. a., dat de ministerieele redeneering, voorkomende in de hier-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 308