307 draald. Naarmate van omstandigheden zal hier verder gehan deld moeten worden, terwijl in eerstbedoeld geval al dadelijk over wogen kan worden of er termen aanwezig zijn om een voorstel te doen tot afschrijving van het te kort ten laste van den lande op den voet van het bepaalde bij artikel 2 van Stbld. 1901 No. 325. In de „Regelen voor het beheer van het materieel bij het De partement van Oorlog" zijn bij Alg. order No. 145 van 1903 tal van wijzigingen aangebracht. Zoo is in artikel 104 het op leggen van voorloopige vergoedingen geregeld. Het artikel zegt: „Indien bij opname van eene bewaarplaats minderheden zijn „bevonden, is de gewestelijke wapen- of dienstchef bevoegd om, „met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 311 en 349, „ter verzekering van 's lands belangen, den beheerder voorloopig „de vergoeding op te leggen voor het te kort in zijn beheer. „Is de gewestelijke wapen- of dienstchef niet tevens de ordon- „nateur voor het materieel der bewaarplaats en is deze laatste „ook niet aan dien chef ondergeschikt, dan berust vorenbedoelde „bevoegdheid bij den Commandant van het Leger en wordt ter zake „door den ordonnateur een met redenen omkleed voorstel aan het „Departement gedaan. „Is de gewestelijke wapen- of dienstchef, die voorloopig de „vergoeding oplegt, niet de gewestelijke intendant, dan ver boekt hij dezen laatste de administratie of het kantoor aan te „wijzen, waarbij de invordering behoort plaats te hebben. „Het besluit, waarbij de vergoeding wordt opgelegd, vermeldt „de administratie of het kantoor voor de invordering aangewe zen. Van dat besluit wordt afschrift gezonden: „aan de Algemeene Rekenkamer „aan den gewestelijken intendant (indien deze de vergoeding „niet heeft opgelegd) en „aan het Dep. van Oorlog, indien het besluit niet door den „Comdt. van het Leger is genomen. „Bovendien wordt op de betrekkelijke bewijzen aangeteekend „door wien en op welke wijze de invordering geschiedt. „De beheerder, wien de vergoeding is opgelegd, kan, zoo hij „zulks wenscht, zijne bezwaren daartegen inbrengen, doch dit „schort de invordering niet op."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 319