309
De uitdrukking „bij voldoende gebleken te kort", die in het
Gouv. Besl. van 18 Maart 1901 No. 21 voorkomt en in artikel
10 van de Instructie voor de Gewestelijke Intendanten is over
genomen, is hier niet gebezigd.
De 2e alinea van artikel 104 lijkt op het eerste gezicht niet
zeer duidelijk. Brengt men echter artikel 61 van de Regelen
voor het materieel beheer er mee in verband, dan springt de
bedoeling dadelijk in het oog.
De beheerder van het algemeen magazijn van geneesmidde
len staat rechtstreeks onder den chef van den geneeskundigen
dienst.
De gewestelijke chef van het dienstvak, waartoe deze beheer
der behoort, heeft dus niet de bevoegdheid hem eene voorloopige
vergoeding op te leggen. Volgens het bepaalde onder II van
artikel 6 van het Gouv. Besluit van 18 Maart 1901 No. 21, is
dan de chef van het Departement van Oorlog de autoriteit, die
in voorkomende gevallen, daartoe dient over te gaan.
Wanneer zal nu aan een comptabele voor een te kort in het
aan zijne zorgen toevertrouwde materieel, de voorloopige ver
goeding kunnen worden opgelegd?
Zooals de aanhef van artikel 104 van de Regelen voor het
materieel beheer luidt: indien bij eene opname van de bewaarplaats
minderheden geconstateerd worden.
In welke gevallen tot opname van den voorraad wordt over
gegaan, is o. a. aangegeven in de artikelen 100, 101 en 109
van de Regelen voor het materieel beheer.
De commissie, met het opnemen der restanten belast, maakt
een proces-verbaal op van de bevonden meerderheden en van
de boven de toegestane spillage bevonden minderheden.
Op dat proces-verbaal worden zoo noodig de motieven vermeld,
welke naar de meening der commissie kunnen strekken om ook
de minderheden boven de toegestane spillage ten laste van den
lande af te schrijven.
Deze processen-verbaal worden, ter verdere behandeling, aan
den ordonnateur voor het materieel gezonden.
Wie ordonnateurs zijn, is aangegeven in artikel 77 van het
materieel beheer. Voor zoover deze autoriteiten tevens gewes
telijke chefs van wapens of diensten zijn, en dit is met het