333
men de voornaamste hoofden van Loeboeq Ambatjang hunne onderwerping
aanbieden, zoodat met voordeel de troep op de oostgrens van dat landschap
gelegerd kon worden, waardoor de te bewaken grenzen geringere afme
tingen zoude" verkrijgen. Onderweg bleek echter, dat lieden uit het
meer beneden strooms gelegen Loeboeq Djambi der patrouille den door
tocht bij Loeboeq Djambi wilden beletten; deze tegenstand werd vrij
spoedig gebroken (23 Sept.). Ofschoon de door den vijand geleden ver
liezen "betrekkelijk gering waren, bleken deze voldoende om de Loeboeq
Djambische hoofden tot onderwerping te brengen (27 September), doch
die van de Y Kota di Tengah bleven weerspannig.
Het detachement kon nu de bewakingskring nog nauwer trekkeD door
naar Loeboeq Djambi te marcheeren, van waar uit voornamelijk in stroom-
afwaartsche richting werd gepatrouilleerd (28/9). Aan Taloek werd uit
levering van gedroste dwangarbeiders en de ons nog vijandige hoofden van
Loeboeq Djambi geëischt, doch daaraan werd niet voldaan, zoodat, om
onzen eisch meer kracht hij te zetten, nog vier brigades marechaussee
van het 16e Bat. naar Kwantan gezonden werden.
Zoo stonden de zaken toen in begin October te Loeboeq Djambi een
ongeveer honderd man sterk detachement aankwam, dat van uit Kota
Besar Djambische uitgewekenen vervolgd had, welke weder naar Taloek
vluchtten. Was men tot nu toe op terrein gebleven, dat zich aan ons
onderworpen had, nu het gold eenige onwillige hoofden te beduiden, dat
het N. I. gouvernement niet met zich sollen liet, mocht men zich niet
angstvallig afvragen of het wel veroorloofd was over nog onafhankelijk
gebied zich te bewegen om te halen, wat ons niet gebracht werd. Taloek
had al zooveel op zijn kerfstok, dat een afstraffing verdiend was, niet al
leen, maar zelfs noodig om de reeds onderworpen landstreken te doen
zien, dat het der Regeering ernst was met haar eisch tot uitlevering
van vijandige elementen.
De Y Kota's di Tengah werden binnengerukt, den zich te Kari (stroom
opwaarts van Taloek, aan de Kwantan) in versterkingen verwerenden
vijand een Hinken klap toegediend en den 12en October Taloek bezet.
Het verzet bleek hiermede gebroken allerwege hielp de bevolking ijverig
om de kwaadgezinden uit te leveren, meest gedroste dwangarbeiders met
enkele hoofdende vrij talrijke troepen in het Kwantansche stelden den
civ. gezaghebber in staat krachtig te arbeiden aan registratie en ont
wapening der bevolking.
Yoor de Djambische voortvluchtigen werd het in de Rantau Kwantan
te warm. Door Loeboeq Ramo keerde de Pangeran Ratoe naar het
Djambische terug, waar hij in October weder in Boven Soemai, Kilis en
Ketalo werd gemeld en later zelfs doordrong tot het Boven-Toengkal ge
bied. De politieke en militaire maatregelen, welke zoowel op Djambi