837 patrouilles het aanknoopen van onderhandelingen door S. M. uitgewerkt, voornamelijk als gevolg van ettelijke arrestaties en het in onderwerping komen van familieleden van den gezochten priestervorst. Onderwijl had de controleur van Toba met een afdeeling van 23 baj. onder een officier een bezoek gebracht aan het schiereiland Samosir (be gin October). In den aanvang haar goed ontvangend, trad bij Djandji Maria, in de buurt van de landengte, de bevolking plotseling zeer vijandig tegen de patrouille op, in zoo grooten getale men spreekt van 2000 man dat zij tot lijf weer er toe moest overgaan het vuur te openen. De door de bevolking geleden verliezen waren betrekkelijk gering, doch voldoende om ter plaatse de rust volkomen te bevestigen. Meer zuidwaarts langs de Westkust van het schiereiland moest nog eenig verzet gebroken worden waarbij ook eenige vuurwapens buitgemaakt, een kruitfabriek en wa pensmederij opgeruimd werden doch bij terugkomst van de patrouille in Lagoboti op 26 October kon verklaard worden, dat de bezochte deelen van Samosir zich volkomen onderworpen hadden. Het is hier de plaats even in herinnering te brengen, dat van af 1 Januari 1906 Tapanoeli (Tapian na Oeli) esn zelfstandig gewest vormt, waaraan de onderworpen landstreken ten W. van het Toba-meer, en voor een deel die ten O. van dat water (tot aan de grenzen van Sumatra's Oostkust) zijn toegevoegd, tegen inlijving van Singkel met bovenstreken bij het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden. Van de garnizoenen in Tapanoeli zijn Lagoboti en Baros reeds opge heven, zullen Siboga en Goenoeng Sitoli spoedig dat lot deelen, terwijl in Padang Sidempoean voorloopig nog een sectie van de tot eene garni zoenscompagnie teruggebrachte bezetting van Taroetoeng' gelegerd zal blijven. Ter beheersching van het pas onderworpen deel der Tobalanden komt voorts een det. van 75 man te Pea Eadja in bivak. De compagnie van Bangkinang werd een zelfstandig onderdeel der troepenmacht ter Sumatra's Westkust. Voordat Atjeh ter sprake komt, dient nog gewezen te worden op de kalme wijze, waarop het eene stuk voor en het andere na van de onaf hankelijke Bataklanden ten N. en O. van het Toba-meer zich aan ons be stuur onderwierp, nadat aan de Karo's (N. van het meer) onze overmacht bewezen was. Zoowel de Karo-hoogvlakte als de Simeloengoensche rijkjes (N. O. en O. van het Toba-meer) zijn zoo goed als geheel in onderwerping gekomen en volgen vrij trouw de gegeven bevelen op. Eéne van uit Medan gezonden en geregeld afgeloste sterke sectie 50 man) onder een off. blijkt voldoende om den wil van het bestuur kracht bij te zetten. Niet aan een vast garnizoen gebonden, patrouil-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1906 | | pagina 349