344
zoogenaamde bentengstelsel daarbij vervulde. Daardoor is in eene leemte
voorzien, waarop reeds bij de bespreking in dit tijdschrift van het 3e Deel
van „De Java-oorlog" de aandacht werd gevestigd (zie I. M. T. 1904,
Ie Deel, blz. 626).
Aan de hand van een zeer kort en duidelijk overzicht der voornaamste
krijgsgebeurtenissen geeft Schr.naar onze meening onwederlegbaar, aan
hoe van den aanvang af insluiting van den vijand het doel was en bleef
dat in de eerste plaats werd nagestreefd en hoe zich het „bentengstelsel"
geleidelijk ontwikkelde als een meer en meer door de ervaring noodig
blijkend hulpmiddel bij het nastreven van dat doel door de veldtroepen.
De bentengs waren het die de rust m oesten verzekeren in de eenmaal
buiten den onmiddellijken invloed van Dipa Negara gebrachte streken en
die, niet het minst door beveiliging der communicatiën en vergemakke
lijking van de verpleging, de onontbeerlijke steunpunten vormden voor
de door de mobiele colonnes uit te voeren operatiën.
Moge het wellicht aan sommigen onzer met de tegenwoordige toe
standen voor oogen aanvankelijk onbegrijpelijk toeschijnen dat het ben
tengstelsel een onontbeerlijk hulpmiddel zou zijn geweest om den oorlog
tot een goed einde, te brengen, wij twijfelen niet of zij zullen tot andere
gedachten komen, wanneer zij de volle aandacht wijden, behalve aan
het gebrekkige der communicatiemiddelen van dien tijd, aan de toenmalige
toestanden met betrekking tot organisatie, personeel, geld en oorlogsma-
terieel. Schr. laat niet na op die factoren het volle licht te doen vallen;
Hoofdstuk II bevat daaromtrent belangrijke en in vele opzichten merk
waardige gegevens.
Bij het verhalen der eigenlijke krijgsverrichtingen is Schr., zooals hij
in het Voorbericht mededeelde, in het algemeen niet verder kunnen gaan
dan het weergeven der gevechten in grove trekken, uit gebrek aan ge
detailleerde tactische gegevens. Betreuren doen wij dat niet; uit de en
kele gevallen, waarin Schr. wèl tactische details mededeelde (zie o.a. de
indeeling eener marschcolonne op blz. 39 40) zien we aldra, dat het
belang van dergelijke bijzonderheden zich beperkt tot dat van historische
merkwaardigheden.
Bij het verwerken van de omtrent de krijgsverrichtingen beschikbare
stof heeft Schr. zich niet bepaald tot eene chronologische indeeling der
daaraan gewijde hoofdstukken, doch heeft hij, door eene afzonderlijke tijd-
perksgewijze behandeling der verschillende commandementen en gewesten,
de splitsing voortgezet, waardoor eene gemakkelijke aansluiting werd ver
kregen met de hoofdstukken over de gevoerde onderhandelingen en in
het algemeen het overzicht bevorderd werd.
Uit den aard der zaak zou een afzonderlijk ingaan op de verschillende