349
1 tot 2 pas als regel voorschrijven, en grootere tusschenruimten
uitzondering zijn.
Vastgesteld dient te worden, welke beginselen voor de toepas
sing van dichte en ijle liniën worden aangevoerd.
A. Dichte liniën.
1. De moreele indruk op den verdediger is overweldigend.
2. De invloed van de officieren komt ten volle tot zijn recht;
bij ijle liniën kan de gevechtsdiscipline niet voldoende gehand
haafd worden.
3. De dicht bij elkaar zijnde manschappen oefenen toezicht
op elkander uit; de lafhartige schaamt zich voor zijn nevenman.
4. Omdat alleen dichte liniën voldoende aanvalskracht bezit
ten, kan met hen den aanval beoefend worden; zonder oefening
is de aanval van een Europeesche legermacht niet denkbaar. De
ijle Boerenliniën konden niet voorwaarts gebracht worden.
5. Ten slotte is op het schietterrein bewezen, dat de ver
liezen procentsgewijze bij ijle en dichte liniën gelijk zijn en dat
de overmachtige vuurontwikkeling, die tot de overwinning noo-
dig is, slechts met dichte liniën kan worden verkregen.
B. IJle liniën.
1. Het waarnemen der verliezen in een dichte aanvalslinie
verhoogt het moreel van den verdedigereen aanvalsveld, waarop
weinig doelen voorkomen, maakt een ongunstigen moreelen in
druk op den verdediger.
2. De verliezen in dichte liniën zijn zoo merkbaar, dat zelfs
de invloed der beste officieren niet in staat is hen voorwaarts
te brengen, daar deze invloed zich slechts tot de onmiddellijke
omgeving bepaalt.
3. In ijle formatiën worden op verre na niet zulke hooge
eischen aan het moreel der manschappen gesteld als in dichte
bij het gebruik van ijle liniën wordt het voor de achterblijvers
bovendien moeilijk zich aan het gevecht te onttrekken, door de
controle van de volgende liniën.
4. Dichte tirailleurliniën zijn meer schijf dan schutter. De
dichte linie sluit het gebruik maken van het terrein uit, terwijl
de ijle linie dit juist mogelijk maakt en daardoor de vuuruitwer-
king wordt verhoogd.